es keer in drie maanden stond René Dinklo aan het graf van een medebroeder. Vanwege corona moest dat altijd in besloten kring. 'Het is vervreemdend.’
René Dinklo o.p., provinciaal van de Nederlandse dominicanen
door Arjan Broers
Maar liefst zes dominicanen stierven sinds corona begon. Slechts een van hen (ook) aan de ziekte zelf, de anderen door ouderdom. Alle uitvaarten waren in besloten kring, zonder samenzang, zonder communie, zonder koffie en ontmoeten na.
In juni stierven zelfs drie broeders binnen tien dagen. En dat betekent veel werk voor provinciaal overste René Dinklo en zijn kleine team. Op zijn kamer in het provincialaat in Berg en Dal staan de bidprentjes van vijf broeders in een standaard. We spreken elkaar vlak voor de uitvaart van Harry de Valk, op 3 juli. ‘Als zijn bidprentje er ook is, moet Kees een plaatsje opschuiven’, zegt René, wijzend op de stapel prentjes ernaast.
Kees Keijsper, huisgenoot van René en diens socius in zijn eerste termijn als provinciaal, was de eerste. Hij stierf helemaal aan het begin van de coronatijd. ‘We wisten toen nog niet waar het naartoe ging’, zegt René, ‘hoe de pandemie zich zou ontwikkelen. De uitvaart was met een klein clubje in de dagkapel van de Dominicuskerk in Nijmegen’.
‘De tweede was Jozef de Vlaam. Hij overleed aan corona in Voorschoten. Ook dat was vervreemdend: dat klooster zat helemaal op slot, niemand van zijn medebroeders en medezusters kon erbij zijn, en de kist mocht niet meer open. De dominicanen zijn gewend de kist pas te sluiten aan het einde van de uitvaart.’
In de kamer van de provinciaal, het kastje met de bidprentjes, uitvaartliturgieën en de voorzittershamer.
‘Aan de geestelijke communie kan ik goed wennen’, zegt René. ‘Ik ben zo betrokken bij de eucharistie dat ik meedoe, zelfs al krijg ik geen fysieke hostie. Wat ik wel echt vervreemdend vind is dat we niet samen kunnen zingen. Samenzang bindt samen. En ook het contact met de familie is veel minder dan normaal. Het is letterlijk en figuurlijk afstandelijker.’
Doorgaans leest de provinciaal het in memoriam voor en doet hij de absoute en de plechtigheid op het kerkhof. Medebroeders verzorgen andere delen van de viering.
Ook het afscheid nemen in het stervensproces is anders geweest. René is wel wat gewend: sinds zijn verkiezing tot provinciaal in 2013 – hij was toen verreweg de jongste – heeft hij al 31 medebroeders begraven. ‘Het was in deze tijd veel moeilijker of soms onmogelijk om even langs te gaan bij een broeder die slecht ligt. In verzorgingshuis Aqua Viva in Nijmegen werd het regime gelukkig langzaam wel versoepeld en ook Huize Bijdorp in Voorschoten is inmiddels van het slot af.’
'Een beetje provinciaal doet alles tegenwoordig'
Als een broeder sterft gaat een protocol in werking. Monuta wordt verwittigd voor de praktische zaken; de rouwkaart, de adressen, het in memoriam en de foto moeten worden gemaakt of verzameld. Bepaald moet worden wie de celebrant is en wie de predikant bij de uitvaart. Medebroeders Henk Jongerius en Ted Schoof worden gevraagd voor de liturgie en de muzikale begeleiding.
Na de uitvaart wordt een kleine steen op het graf gelegd, met de naam en de geboorte- en sterfdata. Als twaalf broeders zijn begraven komt er een grote steen overheen met hun namen. De doden worden in twee lagen begraven op het eigen kerkhof achter het Albertinum, het voormalige studiehuis van de Nederlandse dominicanen.
Na het overlijden moeten de persoonlijke eigendommen worden opgeruimd. Broeder Jan Boks deed dat vaak, maar dat gaat niet meer gezien zijn gezondheid. René zal nu zelf de dozen ophalen. ‘Een beetje provinciaal doet alles tegenwoordig’, zegt hij met enige spot. Dan: ‘Meestal is het niet veel meer hoor, want als een broeder naar het verpleeghuis gaat, heeft hij meestal zelf al veel weggedaan.’
Bij de uitvaart van de aan Corona overleden medebroeder Jozef de Vlaam.
Broeder Jacques van der Lee, de archivaris van de provincie die ook in Berg en Dal woont, helpt vaak met uitzoeken. Wat kan er weg? Wat kan er naar familie of vrienden? En welke rekeningen moeten worden gesloten? ‘Je kunt veel voorbereiden, maar nooit gebeurt het dat alles actueel is. Dat zorgt voor veel werk.’ Socius Louis Klinkenberg springt dan ook regelmatig in.
Over het afscheid nemen is René vrij laconiek. ‘Bij een plotselinge dood of als het een jongere broeder betreft is het pijnlijker’, zegt hij. ‘Maar al deze broeders waren oud en lichamelijk echt op. Dan stel je je erop in. In die gevallen is de dood geen vijand, maar een vriend.’
Grote emoties horen er niet vaak bij. ‘We zijn een mannengemeenschap hè’, zegt René. ‘We spreken niet zoveel over wat we voelen en op de een of andere manier gaat het leven toch steeds weer door. Maar het is prettig om in een communiteit te leven, want de verhalen over wat we met onze broeders hebben meegemaakt, die komen wel aan tafel of in de recreatie.’
Hopelijk kunnen we in het najaar samen stilstaan bij de levens van deze broeders.
Het wordt wel moeilijker om voldoende mantelzorg te kunnen bieden aan broeders die hulpbehoevend zijn. Zeker nu de broeders kleiner in aantal worden – er zijn er nu nog veertig in heel Nederland. René: ‘Soms ben ik hier de enige in het Mariaconvent die kan rijden als iemand naar de dokter moet.’ Momenteel wordt gezocht naar mensen die wat hulp kunnen bieden.
Het plan is om in het najaar, Deo en corona volente, een herdenking te houden voor de dominicaanse familie en anderen, om stil te staan bij de levens van de broeders die nu in zo kleine kring ter aarde zijn besteld. Deze website zal daarover berichten.