De basis van mijn vertrouwen is niet míjn kunnen of presteren, maar zíjn vermogen om zelfs met het kwade iets goeds uit te richten.’
Deze preek klonk op Witte Donderdag 2019 in de Dominicanenkerk van Zwolle.
Jozef Essing o.p.
Voor een kloostercollege over burn out was de ruimte in het koor hier te klein. Zo sterk leeft dit thema.
Ik hoorde dat het te maken heeft met het profiel/beeld dat mensen van zichzelf maken en via smartphone of ipad naar buiten brengen. Wil je volgers krijgen, dan moet je jezelf aantrekkelijk in beeld brengen: een lach op je gezicht laten zien, jeugdigheid, lef en succes uitstralen.
Het even niet weten, even niet kunnen: dat is er niet bij; het kost je je volgers. Je maakt een virtuele identiteit aan; en zo raak je vervreemd van je echte zelf; je wordt niet meer gevoed door je eigen bron, raakt uitgeput, burnt out.
Degene die wij vanavond gedenken presenteert zich anders: als een slaaf die ons de voeten wast. Hij heeft zich juist verbonden met het onbeduidende, tot in de mislukking en afgang toe. Hier is mijn lichaam dat wordt overgeleverd. Wat hij in zijn handen houdt is zijn inzet die het – zo te zien – níet zal halen: ze zullen hem als gevaar voor de samenleving aanklagen, afvoeren, uitschakelen.
Menselijk gezien staat Jezus op het punt te falen; en daar komt hij rond voor uit. De vrienden voor wie hij zijn leven inzet, zegt hij, zullen hem in de steek laten. Velen voor wie hij zijn bloed geeft zullen hem bij zijn sterven uitlachen. In Facebook-taal: een groot deel van zijn volgers raakt hij gewoon kwijt.
En toch viert hij als een rabbi met de zijnen pesach, bevrijdingsnacht, het brood van de vrijheid en de beker van de verbondenheid in zijn handen – zijn eigen lijf en leven legt hij erin, alles wat hij is: mijn lichaam, mijn bloed.
Maar die vrijheid en verbondenheid lijken dit uur verder weg dan ooit. Hoe kan hij zoiets doen: met open ogen de mislukking ingaan?
Hoe dan? Jezus staat op het punt te falen. En toch viert hij dankzegging
Omdat hij, voordat hij het brood deelt en de beker laat rondgaan, iets doet waar we meestal snel overheen lezen, maar dat van wezensbelang is: dankzegging – beracha in het Hebreeuws, eucharistia in het Grieks.
Voordat hij gaat delen wat hij in zijn handen houdt, brengt hij het voor God, dat zwakke dat niet opgewassen schijnt tegen de machten die zich bundelen, en spreekt een beracha, eucharistia, dankzegging uit. In woord en gebaar drukt hij uit: ‘Hier ben ik, met al wat ik heb te bieden. Het komt van U. In uw handen leg ik het. Het is niet mijn bezit maar uw werk’.
Dat is teruggaan naar de Oorsprong, naar je bron; en daaruit nieuw ontspringen. De toekomst laat ik niet langer míjn project, míjn bezit zijn, maar een geschenk, een onderneming van God die mij hierbij inschakelt.
De basis van mijn vertrouwen is dan niet míjn kunnen of presteren, maar zíjn vermogen om zelfs met het kwade iets goeds uit te richten.
Het ego dat zich centraal wil stellen en God in de weg staat offert zich op, om God het centrum te laten zijn.
Wat Jezus doet is: God laten werken door hem heen, zelfs door wat er uitziet als mislukking en afgang; dat doet hij ook op het kruis: In uw handen leg ik mijn leven, mijn zaak, mijn inzet. En dan richt de mislukking onnoemelijk veel meer uit dan mensen denken, omdat aan de horizontale beweging van het zich geven, van het zich inzetten, de verticale van het zich toevertrouwen en ontvangen vooraf is gegaan.
Het ego dat zich centraal wil stellen en God in de weg staat offert zich op, om God het centrum te laten zijn, die Ene die de regie in handen heeft. Daarom mag je hier spreken van offer. En van verzoening: verbinding hersteld.
Daardoor wordt het zwakke om zo te zeggen geladen met Gods kracht. Want Hij die met puin weet te bouwen, krijgt nu alle ruimte. Afgang kan dan nieuw begin worden, en sterven geboorte van nieuw leven
Mijn lichaam wordt opengebroken zoals dit brood voor jullie gebroken wordt, maar het zal als een graankorrel opengaan als kiem van leven voor velen – het wordt als brood in je opgenomen, geeft aan je leven voeding en kracht.
In deze beker ben ik bij jullie, geef ik mijn leven voor jullie verbondenheid; mijn bloed vloeit, wordt vergoten zoals wijn gegoten wordt in de beker; maar die gaat rond als beker van een nieuw verbond, als wijn van vreugde – het leven stroomt, van de een naar de ander; jullie worden bloed-verwant’.
Ons pogen wordt opgenomen in Jezus' inzet voor 'de velen'. In straattaal: ook met klungels weet God te werken.
Nu gaat zijn dood als levensbrood van hand tot hand
Zijn stervenspijn wordt vreugdewijn in ieders hand.
En dat is nog niet alles. Aanstonds worden in plechtige processie, met de collecte, brood en wijn aangedragen, vruchten van de aarde én werk van onze handen. Daarin is samengebald onze inzet voor een betere wereld – een tafel voor allen. Die inzet laat het soms afweten – de ene misser na de andere – en toch wordt ons pogen opgenomen in Jezus’ inzet voor ‘de velen’. In straattaal gezegd: ook met klungels weet God te werken.
Het is een wonderlijk samensmelten van onze inspanning en de zijne: Onze last maakte hij tot de zijne. Zijn trouw gaf hij ons in handen. In Jezus neemt God ons menselijk tekort over en wij ontvangen – met hart en mond communicerend – Gods volle kracht.
In facebooktaal: wij worden volgers van Jezus messias, één lichaam met Hem. Plechtiger gezegd: in de eucharistie wordt Gods volk, de kerk, gesticht, het lichaam van Christus telkens nieuw gevormd vanuit het hart.
Gij deelt het met ons, zo deelt Gij U zelf aan ons uit voorgoed,
een mens om nooit te vergeten, een God van vlees en bloed.