ekendominicanen hebben geen klooster. Ze leven als religieus 'in de wereld’. Wat betekent dat concreet? Aflevering 3: broeder Gerard van Etten, baanzoekend. 'Ik voelde me altijd thuis bij de spiritualiteit zoals de zusters die gestalte gaven.’
door Gerard van Etten o.p.
‘Op bezoek bij de zusters van Bethanië in Riga, Letland, zag ik op de preekstoel staan Caritas. Niet Veritas, maar Caritas is blijkbaar de kern van hun evangelische verkondiging. Ik herken het uit de prachtige inleiding die zuster Sarah Böhmer eens hield bij de DLN over de dominicaanse spiritualiteit, waarin volgens haar compassie de alles dragende steunbeer is van de vier pijlers die we in ons opleidingsjaar bij de DLN bestuderen.
Ik ben geen theoloog en intellectueel geen hoogvlieger. In mijn werkzame leven in zorg en welzijn heb ik het altijd gemakkelijker gevonden om aan te sluiten bij de dominicaanse spiritualiteit zoals de zusters die gestalte gaven in ziekenzorg, onderwijs, zorg voor kinderen, maatschappelijk werk, gevangeniswerk etc., dan bij de verkondiging in striktere zin in de theologie en liturgie.
Nu ik baanzoekend ben en mijn status en zingeving niet meer verbonden zijn met mijn dagelijks werk, kan ik mezelf en anderen ook niet meer voorhouden dat mijn dominicaan-zijn gestalte krijgt in het werk.
De “lege” uren dwingen tot reflectie waarvoor ik eerder te weinig tijd nam.
Naast sollicitatie-activiteiten worden mijn dagen gevuld met mantelzorg voor mijn moeder en een medebroeder en met vrijwilligerswerk in parochie en straatpastoraat. Dit zijn vooral bestuurstaken, omdat daarvoor een beroep op me gedaan wordt en omdat weinig mensen dit willen doen.
Om te weten dat ik in deze traditie sta van zoekers en twijfelaars, die trouw bleven aan hun roeping, zelfs in de moeilijkste tijden
Compassie is hiervoor een bron. Ik merk echter meer en meer dat juist omdat de caritas zo belangrijk is, de verkondiging van de blijde boodschap daar niet los van gezien kan worden. Het is een zoeken en worstelen om dat zowel binnen als buiten de kerk vorm te geven.
Binnenkerkelijk is het van belang om de diaconie steeds op de agenda te houden en te verbinden met liturgie en catechese. Het straatpastoraat bijvoorbeeld is niet iets van een aparte stichting, maar zou juist ons allemaal uit het hart gegrepen moeten zijn.
In de samenleving die afwisselend vijandig, onverschillig of onwetend is, probeer ik de betekenis te laten zien die kerken, religie, de blijde boodschap kan hebben voor mensen in tijden van ziekte, rouw, eenzaamheid, armoede en vele andere momenten waarop zingeving in het geding is. Zo ben ik namens het Beraad van Kerken lid van het Netwerk Informele Ondersteuning. In dat netwerk maken organisaties aan elkaar bekend wat ze doen en proberen we elkaar te versterken.
Voor velen is het niet vanzelfsprekend dat de kerken in dit netwerk thuishoren. Ik moet me ook wel eens ergens overheen zetten om toch te gaan en me als gelovige en vertegenwoordiger van de kerken te laten horen in de bijeenkomsten.
Op zulke momenten kan het lezen van een psalm of een stukje uit de dominicaanse litanie me toch net het zetje geven om wel te gaan. Om te weten dat ik in deze traditie sta van zoekers en twijfelaars, en om me te laten inspireren door dominicaanse voorgangers die trouw bleven aan hun roeping, zelfs in de moeilijkste tijden.’
Eerder verscheen:
Broeder Kees, patiënt
Zuster Ineke, gevangenispastor