en madonna van plastic afval, die in processie door de stad ging. Een ballenbak met levensvragen. Een serie liedjes van popmuzikanten voor Maria. Kaarsjes bij het bevrijdingsfestival. De programmamakers van het Dominicanenklooster in Zwolle zoeken naar onverwachte combinaties van geloofsverhalen en mensen van nu. Een artikel in de nieuwe Volzin.
Klik op de afbeelding om het hele artikel te lezen.
door Bastiaan van den Berg en Arjan Broers
Het gebeurde toen een songwriter twee dagen in het klooster was en een lied voor Maria maakte. Hij had het met een broeder dominicaan gehad over genade en zong: ‘Mag ik jouw naam noemen als iemand me vraagt: waarom?’
Het gebeurde bij het Bevrijdingsfestival: duizenden mensen feestten op het nabijgelegen Weezenpark. Honderden liepen even onze kerk binnen, om een kaarsje te branden voor de vrijheid. Jolig en uitgelaten op de drempel, werden ze steevast stiller toen ze de enorme kerkruimte binnenstapten.
Het gebeurde bij een avond over het maken van een Mariabeeld van plastic afval. Een broeder vertelde dat hij het een raar idee vond, tot hij zich een zin herinnerde uit het Te Deum: Non horruisti virgninis uterum: haar schoot was U niet te min. ‘Gods eigen zoon heeft de holte van Maria’s lichaam gekozen als plaats om er de bouwstoffen te betrekken voor zijn menselijk bestaan’, zei hij.
Verhalen als bondgenoten
Wat gebeurde er dan? Dat is niet zo gemakkelijk samen te vatten. Het heeft te maken met de verbinding van oude geloofsbeelden en -verhalen met het leven van mensen van nu. In het Dominicanenklooster in Zwolle maken we ruimte voor zulke verbindingen. We hebben de opdracht om groepen mensen binnen én buiten de kerk te betrekken bij kerk en klooster. Dat doen we op een manier die past bij de dominicanen, een kloosterorde die op zoek naar waarheid.
Het gaat niet alleen om kennis van de verhalen, maar om het inzicht dat ze iets met onze ervaringen te maken hebben.
Wij zien de geloofsverhalen als bondgenoten. Samen kunnen we God, mens en wereld verbinden. Het gaat niet alleen om kennis van de verhalen, maar om het inzicht dat ze iets met onze ervaringen te maken hebben. Dan pas worden ze zinvol en bemiddelen ze waarheid, zoals dominicaan Edward Schillebeeckx schreef: ‘Uitspraken moeten wortelen in het menselijke bestaan als ervaring, willen ze zin en waarheid bemiddelen. Inderdaad, als het religieuze geloof gereduceerd wordt tot een ‘amen’ op propositionele uitspraken, zegt dit ja-woord feitelijk niets’ (Gerechtigheid en Liefde, 46).
In het omgaan met geloofsverhalen moet je twee uitersten vermijden. Het eerste is de fundamentalistische, dat alleen een jawoord wil op wat al vaststaat. Het tweede uiterste is relativistische, dat alles geoorloofd vindt. Wij staan zelf voor en in ons geloof en dat is nodig. Je kunt geen dialoog voeren als je alsmaar meebeweegt met de ander.
Tegelijk moet je bereid zijn te veranderen. Sterker nog: dat is uitgangspunt én ook het mooie van vernieuwende projecten met oude verhalen. Keer op keer merken wij dat mensen die weinig kaas hebben gegeten van geloof en er met frisse belangstelling kennis van nemen, vaak sneller bij het wezenlijke van het verhaal komen dan wijzelf. Kennis van kerkelijke discussies, theologie en liturgische gebruiken kan je ook in de weg gaan zitten. Ik weet niet wat ik moet geloven, zong een zanger vorig jaar voor Maria, ‘ik wil gewoon maar een rechtvaardig mens zijn’.
Lees hier het hele artikel als pdf uit het tijdschrift Volzin