oor het eerst organiseerde de orde een pelgrimage voor alle magisters van novicen en student-broeders in Europa, Azië, Afrika, Noord en Latijns Amerika, en Australië. Onder hen was Theo Koster o.p. 'Wij leiden geen professionals op. Wij zijn zelf de mensheid tot wie we gezonden zijn.’
door Theo Koster o.p.
We maakten kennis met elkaar in Madrid op 14 april, en vertrokken vandaar naar Caleruega, de geboorteplaats van Dominicus, via Segovia. We bezochten de grot, waarin Dominicus een nacht gebeden had in 1218 tot de lijdende Christus. Wij baden er in stilte voor de broeders in vorming.
Dat gebed werd een religieuze ervaring voor mij, een knipoog van God. Mijn vertrouwen in de nabije toekomst werd sterker en ik voelde een energie in mij komen die ik nog steeds voel, zij het niet meer zo sterk als op dat moment en de dagen erna.
We bleven drie nachten in de geboorteplaats van Dominicus en bezochten van daar Gumiel, waar Dominicus verbleef bij zijn oom. Daar zagen we ook zijn rozenkrans. Tja, werkelijkheid en fantasie lopen soms door elkaar, want bij mijn weten is de rozenkrans eeuwen na de dood van Dominicus ontstaan.
We bezochten de kathedraal in Osma, waar Dominicus leerde preken, en aten bij de monialen in Caleruega. Daar hoorde ik dat een zuster die ik gekend heb als student in Nijmegen, Magdalena, zich destijds bij deze monialen heeft teruggetrokken uit het actieve leven om zich helemaal te wijden aan de contemplatie. Ook bezochten we Silos. Daar raakte ik in gesprek met José uit Angola die Richard bleek te kennen en Kees Keijsper. De wereld is klein. Neemt niet weg dat op geringe afstand het weer kan verschillen; terwijl het in Nederland 30 graden was, was het in Spanje 12 graden. In Spanje aten we onzalig laat warm; steeds om 9 uur in de avond.
01 — 04
Groepsfoto's met magister van de Orde Bruno Cadoré (1), bij het graf van Dominicus in Bologna (2) en in Siena (4). Wie Theo zoekt, zoeke hem in de lengte.
De toppen van de bergen in Spanje, en in de Pyreneeën niet enkel de toppen, waren wit van sneeuw. Vanuit de bus was het genieten. Onderweg naar Toulouse, daar bleven we drie nachten, waren we enkele uren in Lourdes, waar we de dagelijkse processie zagen. Indrukwekkend, dat hier de zieken het middelpunt zijn.
Renaud Silly liet ons Toulouse zien, de plek waar de herberg heeft gestaan, de basiliek Saint-Sernin uit de 11e eeuw, de Jacobijnenkerk met daarin restanten van de eerste priorij, door Dominicus opgezet in 1215 en de relieken van Thomas van Aquino. We bezochten ook onze broeders (een veertigtal) via de metro. Met hen zongen we de completen, eindigend met een processie naar een Mariabeeld onder het zingen van het Salvé.
We vertrokken de 20e al om 7.00 uur met de bus naar Fanjeaux, waar Dominicus geroepen werd in een visioen om een orde te stichten. Doel van de orde is het heil van de zielen en niet de verkondiging, de studie of het gebed. Dit zijn slechts instrumenten, zij het belangrijke. Het bracht mij bij mijn eigen roeping en het deed me denken aan Rotterdam. Een intens moment.
De laatste rustplaats van Thomas van Aquino in Toulouse.
We liepen van Fanjeaux dat hoog ligt via de Dominicusweg, een pad waar sinds Dominicus erover liep nooit iets aan gedaan is, maar wat zo blijft door de wandelaars, naar Prouilhe, waar Dominicus met zijn bisschop Diego de monialen stichtte. Nog steeds is daar een internationale communiteit waar we heerlijk gegeten hebben. Vandaar ging het naar Sainte Baume, waar we de nacht doorbrachten.
Op 21 april liepen we naar de grot van Maria Magdalena. Zij zou naar hier gevlucht zijn tijdens de vervolgingen in de eerste eeuw. De kapel in de grot is rond 450 gesticht. De grot ligt hoog: 45 minuten onafgebroken stijgen en toen we uitgeput aankwamen nog eens vele treden, uitgehouwen in de rotswand, nemen, maar het was de moeite waard.
Terwijl water door de kapel stroomde, puur natuur, hadden we hier een eucharistieviering. Toen weer naar beneden, de bus in en reisden we door naar Bologna. Eenmaal in Italië overkwam me, wat mij jaren niet is overkomen; in een winkel onderweg, waar we wat te eten kochten vroeg een Italiaans gezin me of zij met mij op de foto mochten. Het werden prachtige foto’s, temeer omdat ik in habijt was, zoals verreweg de meeste dagen en uren tijdens deze reis.
'In de cel waar Dominicus stierf voelde ik opnieuw de sterke band die mij met mijn broeders en zusters verbindt.'
In Bologna bezochten we natuurlijk het graf van Dominicus, een prachtig, door onder andere Michel Angelo, bewerkt altaar dat je kon zien in het vorige Bulletin. In de cel waar Dominicus stierf voelde ik opnieuw de sterke band die mij met mijn broeders en zusters verbindt.
Al wat we te zien kregen zal ik niet vermelden, teveel om op te noemen. Op de 24e waren we in de middag vrij. Raymond, novicemeester in Hongkong, vroeg me om met hem een wandeling te maken. Dat deden we uitgebreid en hij vertelde me over zijn werk in China. Momenteel heeft hij zorg voor 16 novicen, tussen de 20 en 37 jaar. Deze doen in juli professie en dan start hij met een groep van 19 novicen. Groot is ook de toeloop op de Filippijnen en, ondanks tegenwerking van de regering, in Vietnam (momenteel zijn in Vietnam meer dan negentig studenten).
Op de 24e gingen we met de trein naar Florence. We bezochten de San Marco en zagen de cellen met prachtige schilderingen van Fra Angelico. Het waren meer dan 30 cellen en we hadden een uur, dus geen beginnen aan om deze goed te bekijken. Onderweg naar de Santa Maria Novella viel me op dat ik tussen de vele mensen geen moslims zag, herkenbaar aan gesluierde vrouwen. Voor de David van Michel Angelo stond een lange rij, net als voor de kathedraal, dus mij beperkt tot praten met collega’s. Ik ben verreweg de oudste van het stel. Vivian komt het dichtst in de buurt, 3 jaar jonger. Een derde van de groep is onder de 40 jaar.
Toulouse, Jacobijnenkerk.
De 25e vertrokken we naar Rome via Siena. De stad is heel oud en in tact gebleven. Catherina zal een soortgelijke stad gekend hebben. We zien haar kamer als kind en tiener, en ik concludeer dat zij van aanzienlijke afkomst was. In Rome worden we over twee huizen verdeeld. Opnieuw heeft ieder een eigen kamer, met douche en toilet. De lucht in Rome is slecht. Ik merk dat ik moet niezen, snotteren en mijn longen pijn gaan doen.
We eten in de avond in het Angelicum, de universiteit van de Dominicanen. Wat ik niet wist dat Eijk op deze universiteit heeft gezeten. We bezoeken de volgende dag de San Clemente, een zeer dominicaanse kerk en de titelkerk van kardinaal Simonis. Hij had Vivian eens gezegd toen hij in Rome was en beiden elkaar troffen in de Clemente: bid voor de kerk van Nederland en met name voor de dominicanen daar. Of hij de recente toetreding van nieuwelingen bij de orde ziet als een resultaat van dit bidden betwijfel ik. Ik hoop het hem nog eens te kunnen vragen.
'Het wordt mij opnieuw duidelijk dat wij ons in onze eucharistievieringen op zondag vervreemd hebben van onze broeders in het buitenland.'
Alain, de socius voor Noord-West Europa en Canada voegt zich bij ons. Ik praat hem bij en hij vertelt me dat hij in juli naar Huissen komt bij een internationale ontmoeting van novicen. Natuurlijk bezochten we ook de Santa Sabina. Ik was er eerder geweest, met een collega studentenpastor, maar zag en hoorde nieuws: de cel waar Dominicus verbleef als hij in Rome was, de cel van Pius V, voordat hij paus werd. Thomas van Aquino verbleef hier twee jaren en begon er aan wat later de Summa werd.
Bruno was thuis en begroette ons. Hij zou ons de volgende dag toespreken. Dat deed hij de 27e in de morgen. In de middag bezochten we de Minerva. Catherina ligt daar onder het hoofdaltaar begraven. Ook liggen hier twee dominicaanse pausen en Fra Angelico begraven. We hebben er een concelebratie, allen in kazuifel.
Ik merk dat deze viering mij te gemaakt is, want ik kom niet in contact met God. Vrijwel elke dag hadden we een eucharistieviering. Ik maakte het mee in vier talen, en steeds was er herkenning. De ene viering sprak mij meer aan dan de andere, maar met een enkele uitzondering zoals nu in de Minerva, voelde ik mij thuis in de viering.
In deze ruim veertien dagen wordt mij opnieuw duidelijk dat de dominicanen in Nederland, althans wij in Huissen, ons in onze eucharistievieringen op zondag vervreemd hebben van onze broeders in het buitenland. Ook ging ik mij afvragen, waarom bij mijn intreding ruim veertig jaren geleden niemand mij iets verteld heeft over de betekenis van het dragen van de rozenkrans en mij gevraagd is of ik deze zou willen dragen.
Ik was de enige die geen rozenkrans droeg, en werd hierop niet aangesproken tijdens de reis. Ook internationaal hebben de dominicanen niet de neiging iemand gek te vinden. Regelmatig werd het ‘o lumen’ gezongen. Dat dit een door en door Dominicaans lied is wist ik van de studentbroeders. Mij is dit nooit gezegd of geleerd, terwijl vrijwel alle magisters van de hele wereld dit uit hun hoofd zongen. Prachtig om het mee te mogen maken.
'O Lumen', gezongen door Engelse dominicanen in Oxford, tweede van rechts is de Nederlandse broeder Stefan Mangnus.
Op de 28e kregen we over ons uitgestort een lezing van een zuster uit India, professor aan het Angelicum. Het kon mij niet boeien. Met een concelebratie om 12.00 uur met Bruno sloten we deze pelgrimage af. Zowel in Bologna, Florence en Rome vielen mij de vele bedelaars op; bij een wandeling van een uur kreeg ik zeven keer iemand op mij af die om geld vroeg. Regelmatig trof ik een dakloze met heel zijn hebben en houden langs de kant op het trottoir, doorgaans slapend.
Vanaf het begin van de reis hadden we regelmatig een lezing, onder andere van de provinciaal van Spanje, die van Frankrijk en die van Italië en nog enkele anderen. De lezingen waren in drie talen te volgen, het Engels, Frans en Spaans. Vrijwel alle lezingen waren in één van deze drie talen. De anderstaligen hadden een oortje, waar in een van de andere twee talen synchroon getolkt werd door Vivian en Orlando die alle drie talen vloeiend spreken.
Boeiend vond ik de lezing van Paul Murray o.p., professor aan het Angelicum, die sprak over de dominicaanse spiritualiteit en ons opriep in navolging van Ezechiël om de kloven in gaan, die tussen het christelijk geloof en de samenleving, die tussen de ideologieën en de christelijke visie, die van de leegheid en duisternis die we soms waarnemen in ons eigen gebedsleven en die we niet moeten ontvluchten, maar op zoeken, want juist daar vind je God.
'Ook internationaal hebben de dominicanen niet de neiging iemand gek te vinden.'
Uitdagend was de lezing van magister Bruno over onze zending. Hij noemt de orde het hart van de kerk als lichaam van Christus. Onze taak is de zending. Ook voor de nieuwelingen geldt: deze zending is niet straks, na de vormingstijd, maar nú. We leiden geen professionals op. Wij zijn zelf de mensheid tot wie we gezonden zijn. Ontdekken wie we zelf zijn helpt ons om de wereld te leren liefhebben. We dienen de mensen niet allereerst in hun verstand aan te spreken, maar in hun hart.
Realiseer je dat er met jonge mensen creativiteit in de orde komt. Het nieuwe moeten we toejuichen en een kans geven; hij wordt er ongelukkig van als hij een oudere een jongere ziet inpakken. Laat de mensen ervaren dat ze de moeite waard zijn.
Deels zei hij in andere woorden, wat zijn socius Orlando ons eerder had gezegd in een lezing, waarvan ik het meest geleerd heb. Orlando noemde de orde apostolisch, en dat is wat anders als pastoraal. Wij zijn niet gevestigd, zoals een pastor maar voortdurend onderweg, zoals de apostelen. Een statische dominicaan is een contradictie. Apostolisch leven bestaat niet uit dingen doen; het is onze levensstijl. Het is een kwestie van ‘zijn’.
Hij benadrukte de gemeenschap: dominicaanse verkondiging is niet privé maar gemeenschap. Niet wat je zegt is van belang, maar wie je bent, want de huidige wereld luistert niet, maar kijkt naar ons, trekt conclusies en imiteert.
Wat ben ik blij dat ik deze reis mocht meemaken. Ik was na afloop uitgeput en tegelijk vol energie. Het stimuleert mij met goede moed de uitdaging tegemoet te treden, waar hier in Nederland alle broeders voor staan. De verjonging van onze provincie daagt ons uit onderweg te blijven, respectievelijk weer op weg te gaan als je was gaan zitten, of wat vaart te minderen als je te snel gaat voor andere broeders.
Theo Koster o.p.