n het meinummer van 'Op Tocht’, het blad van het aartsbisdom Utrecht, stond een uitgebreid artikel over de dominicanen en onderstaand portret van Thomas Volkers, een van de jongere dominicanen. 'Mijn oudere broeders zijn rechtop blijven staan, met een grote liefde voor het geloof.’
Overgenomen met toestemming van ‘Op Tocht’. Auteur: Roland Enthoven
Thomas Volkers o.p.
De vijftiger René Dinklo (provinciaal overste) stond lang bekend als ‘de laatste der dominicanen’ – een knipoog naar het boek ‘De laatste der Mohikanen’. Dinklo’s ordegenoten waren namelijk veelal boven de 75 jaar en jonge aanwas bleef uit. Waar de lekendominicanen wel nieuwelingen noteerden, bleven nieuwe broeders en paters in Nederland uit. Tot enkele jaren geleden.
Inmiddels zijn er liefst acht jonge(re) dominicanen, onder wie één postulant. Eén van hen is broeder Thomas Volkers (42). Voor dit gesprek treffen we hem in het dominicanenklooster te Zwolle – in die stad liggen de wortels van Volkers.
Het is een enorm neogotisch complex, waarvan de kerk sinds 1965 parochiekerk is. In het kloostergebouw worden allerlei activiteiten georganiseerd. Volkers: “Tijdens de Reformatie werden de dominicanen uit de stad verdreven, in de voormalige Broerenkerk is nu een boekhandel gevestigd. De katholieke emancipatie zorgde voor de terugkeer van de dominicanen naar Zwolle. Dit kloostercomplex is gebouwd als een kasteel, het was bedoeld als een ‘burcht van het geloof’.”
Er wonen zes dominicanen, zelf woont Volkers (nog) in het klooster te Huissen. De verwachting is dat hij binnenkort met andere jongere leden van de dominicanen een communiteit in Rotterdam zal starten.
Klooster in Zwolle, gebouwd als 'burcht van het geloof'. (Foto uit 1936)
De Nederlandse dominicanen werden lange tijd gekenmerkt door vernieuwingsdrang. Dat bleek in 2007 nog uit de brochure ‘Kerk & ambt’, met een pleidooi voor gehuwde en gekozen priesters als oplossing voor het priestertekort. Het kwam de Nederlandse dominicanen op een reprimande vanuit de ordeleiding in Rome te staan.
Omdat de middengeneratie bij de dominicanen ontbreekt, is er met de jonge garde sprake van een generatiekloof. Volkers: “Ik heb grote bewondering voor mijn oudere medebroeders. Ik heb zelf de jaren zestig niet meegemaakt, die moeten niet makkelijk zijn geweest. De priesteropleidingen telden grote klassen, waarvan uiteindelijk bijna niemand bleef. En ook traden vele priesters uit, zowel wereldheren als religieuzen. De oudere medebroeders zijn gebleven en hebben de orde en de Kerk tot nu gedragen. Ze zijn in die tijd rechtop blijven staan, met een grote liefde voor het geloof. Dat vind ik mooi.”
'Ik heb grote bewondering voor mijn oudere medebroeders.'
De jongere dominicanen zijn van ná de verzuiling en hechten aan de religieuze identiteit. “De keuze voor het religieuze leven is in deze tijd heel bewust, dat geldt ook voor wie in deze tijd katholiek wil zijn. Gelovig-zijn is niet meer vanzelfsprekend. Wie die keuze maakt, doet dat uit liefde voor de Kerk en het geloof,” aldus Volkers.
“De acht jongere dominicanen – twintigers en veertigers – hebben hun noviciaat in Cambridge gedaan, op klassieke wijze in een internationale omgeving. Het is natuurlijk het mooist om je noviciaat in een groep te beleven. Het noviciaat is als een zak stenen, je moet je aan elkaar schuren, zodat het uiteindelijk ronde kogels worden. Je moet op elkaar kunnen mopperen, samen bidden maar ook koken voor elkaar.”
“We hadden tevens de zorg voor een dementerende medebroeder. Ook dat is broeder-zijn: het is niet alleen naast iemand lopen in een processie, maar ook naast iemands bed kunnen staan. We startten in Cambridge met novicen uit verschillende landen. Daarnaast kwamen er broeders uit de hele wereld om te studeren of les te geven aan de universiteit van Cambridge. Dat was inspirerend en zo leg je wereldwijd contacten. Dominicanen vormen een groep mensen die allen verschillend zijn, elk met zijn eigenaardigheden, maar we willen vanuit de boodschap en onze gezamenlijke kracht naar buiten treden en de wereld ingaan.”
Thomas luidt de klok bij de uitvaart van Ernst Marijnissen o.p., 16 februari 2018. Foto Arjan Broers
“We leven natuurlijk in een individualistische tijd,” benadrukt Volkers. “Maar persoonlijke ontwikkeling is ook voor ons dominicanen van belang, het is belangrijk om je eigen ik te ontwikkelen en te gebruiken om de boodschap uit te dragen. Ik liep tot nu toe stage in een gevangenis en bij de Roma en de Sinti – de zelfkant van de samenleving vind ik uitdagend, ook voor de verkondiging.”
Daarbij vindt hij het sacrament van boete en verzoening één van de mooiste sacramenten. “Het is één van de handreikingen die we hebben om verder te kunnen. Ik gebruik het in mijn verkondiging. De Mis leef ik uit, dat is voor mij de basis. Maar het sacrament van boete en verzoening is ook heel rijk, ik ervaar het als een gemis dat ik het nog niet kan toedienen omdat ik nog niet priester ben gewijd.”
'De zelfkant van de samenleving vind ik uitdagend, ook voor de verkondiging.'
Volkers groeide op vlakbij de Zwolse Dominicanenkerk, in een arbeiderswijk. “Naast ons woonde een katholiek gezin, mijn buurmeisje Anjo was bijna even oud als ik. Zelf werd ik niet gedoopt, maar via haar had ik toch een katholieke jeugd. Ik ging mee naar het klooster, waar allerlei activiteiten waren voor kinderen. We speelden samen priestertje en ik ging met Anjo mee naar de Mis.”
“Ik werd ook misdienaar, maar mocht niet de Eerste Communie doen – ik was immers niet gedoopt. Mijn ouders vonden het allemaal prima, maar met de doop moest ik wachten tot ik 18 was. Ze dachten dat het dan misschien over zou zijn. Daar was echter geen sprake van en uiteindelijk gaven ze toe: op mijn 15de ben ik gedoopt. Toen ik eenmaal op mezelf woonde, werd ik koster van de Zwolse basiliek.”
Hoewel hij al vanaf zijn jonge jaren een priesterroeping had, ging hij studeren aan de tuinbouwschool. Daarna werkte hij in de zorg, met verstandelijk gehandicapten en vervolgens in de horeca. “Ik werd uiteindelijk bedrijfsleider van een kroeg. Daar stond ik dan, met 88 soorten whisky achter me op de planken. Maar de priesterroeping bleef. En als ik tot 3 uur ‘s nachts had gewerkt, was ik de volgende ochtend toch in de kerk. Mijn betrokkenheid is altijd gebleven.”
In de Walvis op Terschelling (2014).
Hij had een priesterroeping maar wist al snel: ik kan dat niet alleen. “Het staat al in het eerste Bijbelboek: God zorgde voor gezelschap. Toch ben ik op het seminarie beland. Ik was vol van de boodschap en wilde dus verkondigen, maar dat wilde ik vanuit een gemeenschap doen. Eenmaal op de priesteropleiding het Sint-Janscentrum kreeg ik de bevestiging dat ik wel priester wilde worden, maar niet in de eenzaamheid van het parochiepastoraat. Ik zat er steeds slechter in mijn vel en ging twijfelen, uiteindelijk ook aan het celibaat.”
Volkers verliet het vasteland en trok zich terug op Terschelling, waar de horeca hem verwelkomde. Niet om zijn verdriet weg te drinken, maar om zijn oude stiel als barman weer uit te oefenen. Volkers: “God heb ik nooit de schuld gegeven van mijn afgebroken priesteropleiding. Ik bleef ook in die moeilijke periode gelovig.”
'Ik wilde wel priester worden, maar niet in de eenzaamheid van het parochiepastoraat.'
Terschelling telt één r.-k. kerkgebouw, dat alleen in de zomermaanden wordt gebruikt voor de eredienst. Buiten de zomerperiode was Volkers dus te vinden in de protestantse kerk, waar allerlei vrijwilligerswerk moest gebeuren. “Voor ik het wist stond ik ook op de kansel en ik merkte: preken vind ik erg leuk.”
Volkers: “Tijdens gesprekken die ik in die tijd met René Dinklo had, kwam naar voren dat de weg van de dominicanen bij mij zou passen. Natuurlijk zijn er soms lastige momenten, maar ik ben nu in het derde jaar en kan zeggen: ik ben echt heel erg gelukkig.”
*
Thomas is een van de broeders die van 13-18 augustus dwars door Nederland lopen, als pelgrims naar een nieuw thuis. Meedoen? Of meld je per email.
Eerder verscheen: Leven met aandacht
Foto: Ramon Mangold