e dwaas zegt bij zichzelf: “Welnee! Er is geen God”. Deze regel uit Psalm 14 prikkelt Jan van Hooydonk. 'Het confronteert ons met het gegeven dat wij wellicht eerder te veel dan te weinig geloven.’
Kort na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) werd in Rome een afdeling opgericht voor de dialoog met de ‘niet-gelovigen’. Toen Karl Barth – de man die doorgaat voor de grootste protestantse theoloog van de twintigste eeuw – deze curie-instantie in het Vaticaan bezocht, zou hij opgemerkt hebben: “Heel mooi dat u die dialoog zoekt. Maar ik adviseer u op de gevel van uw gebouw te zetten: ‘Ook wij zijn atheïsten’.”
Is op Karl Barth daarmee van toepassing wat wij horen in Psalm 14 vers 1: De dwaas zegt bij zichzelf: ‘Welneen! Er is geen God!’? Moeten we Barth onder de dwazen rekenen? Ik meen van niet. Ik probeer uit te leggen waarom.
De vraag die theologen vandaag de dag bezighoudt, is die naar Gods ‘bestaan’. Zij die van dit laatste uitgaan, worden ‘gelovigen’ genoemd; zij die deze opvatting verwerpen, heten dan ‘atheïsten’.
Theologen als Frits de Lange (‘Heilige onrust’) en John Caputo (‘Hopeloos hoopvol’) laten ons overigens zien dat de kwestie nog wel wat ingewikkelder ligt dan de simpele tweedeling ‘gelovige – atheïst’ suggereert, maar dit terzijde.
De vraag die de bijbelse auteurs bezighoudt, is echter niet of God ‘bestaat’, maar wélke God ‘bestaat’. De ‘dwaas’ van wie in Psalm 14 sprake is, is dan ook geen atheïst of ongelovige in onze moderne zin van het woord, maar iemand die in zijn leven niet kiest voor de Ene, de God van Israël, maar voor wat in de Bijbel ‘afgoden’ genoemd worden: de goden van geweld, macht, rijkdom, overheersing, onderdrukking. ‘Niksers, leeghoofden’ noemt Huub Oosterhuis deze ‘dwazen’ in zijn bewerking van Psalm 14.
Het Utrechtse Festival Oude Muziek was afgelopen zomer geheel gewijd aan de psalmen. De Amerikaans-Arabische componist Mohammed Fairouz (31) zette voor dit festival Psalm 14 op muziek.
Ook na 2000 jaar is die psalm nog altijd actueel, zo lichtte Fairouz in de Volkskrant zijn keuze voor juist deze psalm toe. “Daar hoef je geen theoloog voor te zijn. In plaats van ‘God’ lees ik: iets wat groter is dan de mens. Er staat dus in die psalm dat alleen een gek weigert te geloven in dingen die groter zijn dan hijzelf.”
De dwaas zegt bij zichzelf: ‘welneen! er is geen God!’ Dit psalmvers confronteert ons met het gegeven dat wij wellicht eerder te veel dan te weinig geloven.
Te veel in de idolen en parolen van onze tijd en te veel in onszelf, maar te weinig in de God van Israël die ook de God van Jezus Christus is, te weinig in iets dat groter is dan wijzelf. Met het oog op deze afgoden en het geloof in hun eigen ego spoorde Karl Barth zijn medegelovigen aan om ‘atheïst’ te worden.
Psalm 14
De dwaas zegt bij zichzelf: ‘welneen! er is geen God!’
Stuitend, verfoeilijk kwaad wordt overal begaan:
geen mens handelt oprecht.
God, uit zijn hemel, ziet op Adams kinderen neer,
speurend of er soms is een sterveling met verstand,
een die nog vraagt naar God.
Doch allen zwerven af, verdorven met elkaar!
Geen mens handelt oprecht: geen enkele. Geen een.
Weten zij dan van niets, de stichters van dit kwaad,
uitvreters van mijn volk?
Dat vindt zijn brood gereed en kent Gods naam niet meer!
Totdat de schrik hen slaat:
God staat zijn vromen bij.
Al uw boos overleg tegen de arme faalt:
zijn toevlucht is de Heer.
Dat toch Israëls heil uit Sion dagen mocht!
Het komt: als God de keer, de keer brengt voor zijn volk
en Jakob juichen mag, Israël feest zal vieren!
(Vertaling: Ida Gerhardt, Marie van der Zeyde)
*
In deze vastentijd delen de leden van de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland bespiegelingen over psalmen die schuren of zeer doen. De DLN buigt zich dit jaar over het thema ‘Ontmoeting met het vreemde’.
Lees hier meer over de lekendominicanen.