o zijn wij, mensen van stof, met de adem van God, en meestal met kleren aan.
Maar wacht: ik wil nog iets zeggen over God in dit verhaal. Want denk nog eens even terug aan die scene in het avondlicht. Mijn aandacht was altijd gericht op Adam en Eva, in hun vijgenbladeren tussen de struiken.
Maar opeens vroeg ik me af: hoe ziet God er hier uit? Spontaan stel ik me een gestalte voor in een lang gewaad. U ook? Baard erbij? Ja hè? Ik ook.
Maar: waarom ga ik er eigenlijk van uit dat God kleren aanheeft? Zou het niet logisch zijn dat God, die het onzin vindt dat zijn schepselen zich bedekken, Zelf ook naakt is?
Misschien is dat een schokkend beeld: een blote God. Zeker als we van God een menselijke gestalte maken, als we hem als almachtig aanspreken.
Maar: God kan ook vuur zijn of wolken, een stem, een ster, een baby of brood en wijn – om maar wat te noemen. Of een naakte, gewonde mens aan een kruis.
God laat zich kennen als aanwezigheid, als ik zal er zijn. En daarin is God naakt, weerloos, open, altijd wachtend op onze nabijheid.
–
Uit de overweging van Arjan Broers in de Dominicusgemeenschap in Amsterdam op 12 november 2017, bij Genesis 2,25 – 3,21. Klik hier voor de volledige tekst.