uthanasie is een mensenrecht’, zei cabaretier Dolf Jansen onlangs in radioprogramma Vroege Vogels, 'en alle religies zijn onwaar en verzonnen’. Het schoot zr. Holkje van der Veer o.p. in het verkeerde keelgat.
Dolf Jansen (foto Vroege Vogels).
Terwijl ik op zondagochtend mijn ontbijtje klaarmaak en mij voorbereid om ter kerke te gaan staat de radio aan. Vroege Vogels.
Rond half 9 hoor ik de snelle, over zijn woorden struikelende Dolf Jansen. Zijn verhaal is een aanklacht tegen het CDA. Midden in zijn betoog verstijf ik als ik hem hoor zeggen dat elke religie onwaar en verzonnen is.
Om vervolgens zijn mening te geven over euthanasie: levenseinde is volgens hem een mensenrecht. Dit recht staat – volgens hem – lijnrecht tegenover het idee van anderen, die geloven in een verzonnen opperwezen – dat je na lang wachten komt ophalen omdat je tijd eindelijk gekomen is.
Dat mensen niet in God geloven vind ik jammer, omdat het christendom voor mij een bron van liefde en kracht is. Maar natuurlijk, ik respecteer Dolfs mening, ook niet geloven is een mensenrecht.
En toch voel ik mij door zijn opmerking over euthanasie niet lekker. Volgens mij versmalt hij het debat naar een tweedeling die niet bestaat: zij die niet geloven en zij die geloven in iets onzinnigs. Hij laat te weinig ruimte voor nuances.
Op dit moment precies een week geleden, luisterde ik naar het verhaal van Henk Blanken. Henk is nog net geen zestig jaar oud. Hij heeft een lange staat van dienst als journalist voor Het Vrije Volk, de Volkskrant en Dagblad van het Noorden. Van hem komt de uitspraak: ’Het is shit dat ik Parkinson heb, maar het is wel een goed verhaal’.
Mijn dood is van mijn vrouw en van mijn kinderen. Zij moeten, als ik het zelf niet meer weet, met mij of zonder mij verder leven.
Anders dan Dolf, praat Henk langzaam en hakkelend. Henk gaat ervan uit dat hij binnen enkele jaren dement zal zijn. Hij verliest zijn denken, spreken en schrijven. Daarom denkt hij nu na over het einde van zijn leven en overweegt de vraag wanneer euthanasie voor hem een optie zal zijn.
Zoals Dolf noemt ook hij zichzelf atheïst, maar hij blijft weg van het idee dat er ‘een verzonnen opperwezen zou bestaan’ dat hem na lang wachten komt ophalen.
Henk zegt: ‘Door mijn mogelijke dementie zal ik de dood zelf niet mee maken. Mijn dood is van mijn vrouw en van mijn kinderen. Zij moeten, als ik het zelf niet meer weet, met mij of zonder mij verder leven. Ik leef, met alle verval dat daar bij hoort. Ik kan deze aftakeling aan, kan er zelfs de schoonheid van zien, omdat ik een vrouw heb die van mij houdt. Ik weet dat zij mij niet in de steek zal laten, ook als ik straks in de luiers lig en mijn verstand allang kwijt ben.’
‘De dood is niet van mijzelf, ik ben meer dan mijzelf, ik ben van hen die mij liefhebben. Zij die mij liefhebben moeten over mijn leven en dus ook dood (euthanasie) beslissen.’ Henk wil dat er in het euthanasiedebat meer aandacht komt voor de liefde, voor hen die om ons heen staan. ‘Ik leef met hen en ook mijn dood zal straks voor en van hen zijn’.
Holkje van der Veer o.p.
Nog eens denkend over deze twee mannen en hun uitspraken over euthanasie gaan mijn gedachten naar een uitspraak van joodse filosoof Levinas: het gelaat van de Ander – de weerloze, kwetsbare mens die naast ons staat- is het gelaat van God. Voor mij wil dat zeggen, dat ik in de ogen, in de liefdesband met een ander mens, zelf mens wordt, mijn bestemming vindt.
Of een uitspraak van Jezus: ‘Niet mijn wil, maar Uw wil geschiedde’. Durf ik mij toe te vertrouwen en over te geven in de handen van iemand die van mij houdt?
Liefde is sterker dan de dood.
*
Deze column sprak Holkje van der Veer, dominicanes van Neerbosch, uit op 7 oktober 2017 tijdens het congres ‘Welke weg kies jij?’ Over bio-ethiek, in Nijmegen.