24 April 2017

Samenleving scheppen door netwerken

Ga naar overzicht

Deel op:

p class="p1">In Kirkuk (Noord-Irak) begon bisschop Mirkis studentenhuizen waar 700 jonge vluchtelingen van allerlei afkomst samen leven, studeren, discussiëren. Erik Borgman is er te gast en leeft mee. &Zo schep je nieuwe gemeenschap zonder de oude te vernietigen’. Vijfde blog.

Lekendominicaan Erik Borgman is tien dagen in Noord-Irak met een groepje van vier kerkmensen uit Utrecht. Vanaf zaterdagmiddag zijn zij alle apart voor vierentwintig uur te gast in een van de studentenhuizen die dominicaan en bisschop Yusuf Thomas Mirkis instandhoudt voor 700 jonge vluchtelingen. Jonge mensen met verschillende achtergronden wonen samen, lopen samen tegen problemen op en lossen die op, delen lief en leed. Mirkis investeert hiermee in het Irak van de toekomst.

door Erik Borgman o.p.

Een huis vol met jongens die bijna allemaal een vorm van 'engineering’ studeren. Meer dan veertig in totaal. Onder 'engineering’ vallen hier alle technische vakken, van communicatietechnologie – ICT – tot de studies die opleiden wat ook bij ons landbouw- of civiel ingenieur heet.

Ze hebben verschillende etnische en religieuze achtergronden en zijn vanuit verschillende plaatsen naar Kirkuk gekomen. Ze wonen nu gezamenlijk in een huis. Ze moeten samen koken en de rest van het huishouden voeren.

Ik was nog maar net aangekomen voor mijn projectje 'participerende observatie’, maar ik werd direct al meegenomen naar een huis in dezelfde straat, een paar honderd meter verderop. Daar wonen jonge vrouwen die ook studeren en eveneens op uiteenlopende manieren in Kirkuk zijn terecht gekomen. De een draagt kleren die haar van onder tot boven bedekken, anderen lopen in korte broek en een T-shirt zonder mouwen. De studenten verzamelen zich op het grasveld voor het huis, samengeroepen door degene die toezicht houdt op de huizen. Er ontspint zich een geanimeerde discussie.

Op 9 maart vierden studenten in Kirkuk &klederdrachtdag’, om eenheid en diversiteit te vieren. Klik op de afbeelding voor een Engelstalig artikel.

Ik kan er geen woord van verstaan en hoor vooral een stroom keelklanken. Maar ik herken wel een paar signalen. Het verlegen lachje over hun eigen ernst als ze iets inbrengen en proberen vast te houden aan hun mening, ook al worden zij tegengesproken. De jongens waarvan een paar zichzelf op de voorgrond dringen, de handvol meiden die maar af en toe iets zeggen, maar dan duidelijk het gezonde verstand vertegenwoordigen. De meerderheid, van beide geslachten, die verveeld lijkt te wachten tot het allemaal afgelopen is en steeds op hun mobiele telefoon kijken. Maar soms worden zij ineens fel als er blijkbaar iets gezegd wordt dat hen raakt.

Het is duidelijk: hier leren jonge mensen discussiëren, gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen en via overleg tot beslissingen komen. Als ik het navraag, blijkt het te zijn gegaan over het aankomende afstudeerfeest. Sommigen krijgen als het allemaal goed gaat komende dinsdag hun diploma en dat wordt door iedereen groots gevierd. Wie moet wat doen en wie moet wat moet betalen, is de samenvatting van de discussie door mijn informant, die overigens tot mijn verbijstering voldoende verstand van theologie heeft om mij te vragen welk theologisch vak ik doceer.

Hier wordt proefondervindelijk geleerd wat het betekent als er geen autoriteitsargumenten gelden, maar er moet worden geargumenteerd en je anderen moet overtuigen wanneer je je zin wil krijgen. Sommigen zijn er beter in dan anderen, sommigen vinden het leuker dan anderen, maar ze leren dat het dit de juiste manier is om iets te bereiken. Dat is precies de bedoeling.

Als de jongens weer terug zijn bij hun eigen huis lopen sommigen hardop in de tuin te studeren. Zij moeten hun examens nog doen en de discussie over het afstudeerfeest was wat hen betreft prematuur. Anderen bereiden de maaltijd voor – er zijn ploegen om te koken en om af te wassen en elke dag wordt een van de kamers opgeruimd – kamers waarin tussen de vijf en de tien bedden elk staan. Degenen die dat allemaal niet hoeven te doen, vandaag, roken om beurten de waterpijp die in de tuin staat. Of ze roken een sigaret, want leren roken is hier voor jongens nog gewoon onderdeel van het opgroeien.

Het is een mannenhuishouden en netjes is niet een woord dat ik zou gebruiken om de staat van het huis te beschrijven. Maar er is een soort orde: iedereen heeft een mand onder zijn bed met de papieren die hij voor zijn studie nodig heeft, ieder kan boven zijn bed wat zaken hangen die hem ter harte gaan. Echte kostbaarheden worden onder het matras bewaard.

Hoopgevend is echter vooral dat ze genoeg op elkaar gesteld lijken om echt zorg voor elkaar te hebben. Dat is hier, waar het nu wel redelijk rustig is maar de huizen zijn omringd door een muur met een ijzeren deur en voor elke kerk een gewapende politieagent staat, van groot belang.

Immers, doordat de politieke structuur door de Irakoorlog en de val van Saddam Hoessein in belangrijke mate is ontmanteld, is iedereen hier aangewezen op het netwerk van mensen die zij of hij kent en vertrouwen kan, die haar of hem als puntje bij paaltje komt kunnen en willen helpen.

Hier leren ze dit netwerk te weven niet alleen binnen hun eigen religieuze en etnische gemeenschap, maar over de grenzen ervan heen. Zo schep je nieuwe gemeenschap zonder de oude te vernietigen, zo slecht je barrières zonder de veilige ruimte die ze beschermen prijs te geven.

Als het nieuwe van mijn aanwezigheid er een beetje af is en ik een tijdje zonder te praten te midden van de studenten heb gezeten – met mijn computer geopend, om niet al te duidelijk de pottenkijker te zijn – beginnen twee jonge mannen een gesprek met mij.

Zij komen beide uit Mosul, de een is moslim en de ander christen, maar zij waren buren en vanaf hun vroege jeugd goed bevriend. De jongen met de christelijke achtergrond is hier al drie jaar, de moslim is er minder dan een jaar. &IS probeert ons te scheiden. Kirkuk brengt ons weer bij elkaar’, zeggen zij.

In de vlakte van Ninive, waar al bijna 2000 jaar christenen leven, ligt de grote stad Mosul en kleinere steden als Karakosh, waar ook dominicanessen woonden. Dit filmpje laat zien hoe vluchtelingen hun stad terugvinden nadat Daesh is verdreven.

Zij laten mij op hun mobiele telefoon een filmpje zien dat een lokaal televisiestation heeft gemaakt toen de jonge christen vorig jaar bij verrassing naar het huis van zijn familie in Mosul terugkeerde. Het huis stond ongeschonden overeind, maar er woonde inmiddels een andere familie.

Je ziet een man van begin twintig nu dubbel ontheemd door zijn vroegere ouderlijk huis lopen, op zoek, zo vertelt hij mij, naar een icoon van de Moeder Gods die er altijd gehangen had. Maar kort daarvoor waren de twee vrienden in beeld geweest, elkaar vol ontroering steeds opnieuw omhelzend. En nu, nog steeds ontroerd, vertalen zij broederlijk voor mij het commentaar bij de film.

Zij zeiden het zo niet, maar de vriendschap tussen hun families was en is als de schoot van de Madonna. De moslim-vader vertelt in de film hoe zijn familie de auto van hun christelijke buren verstopt heeft zodat IS hem niet in handen zou krijgen. Het was een snelle BMW en die willen zij graag hebben om mensen na hun arrestatie af te voeren naar hun executie.

Vaak wordt gezegd dat er geen voorbeelden zijn van moslims die opkomen voor hun vervolgde en bedreigde christelijke buren. Maar wordt mij er echter ongevraagd een voorgeschoteld. De moslim-familie is door de tv-uitzending bij een volgende IS-aanval in hun deel van Mosul uiteraard persona non grata.

Ik hoor het met ontroering aan. Op de zaterdag na Pasen is de evangelielezing volgens het lectionarium van de Latijnse kerk een stuk uit het slot van het Marcusevangelie, waarin verteld wordt dat Jezus in verschillende gedaanten of vormen aan zijn leerlingen verschijnt. Mij is vanavond zo’n vorm ten deel gevallen.

Het voelt als de roeping opnieuw verkondiger te worden, prediker in de dominicaanse zin van het woord: doorgeven wat je zelf te zien hebt gekregen. Er wordt steeds weer gemeenschap geschapen door netwerken van verbondenheid te weven.

Als het later wordt en er wat drank is gevloeid, vertrouwen verschillende jongens mij toe dat zij voor zichzelf geen toekomst zien in Irak. Ze willen helemaal weg uit het Midden-Oosten waar ze geen tekenen van hoop zien, naar Europa, de VS of Canada, waar ze vaak ook al familie hebben.

Het helpt vooralsnog niet om te zeggen dat zij de hoop van Irak zijn. Zoveel vertrouwen in zichzelf hebben ze nu ook weer niet en het is duidelijk nog geen Pinksteren.

Mirkis zegt desgevraagd dat het hem niet uitmaakt wat zij nu denken. Als ze blijven, als keuze of gedwongen, dan nemen ze deze ervaringen hoe dan ook mee. Dat geldt zelfs als ze niet blijven. Als je eenmaal gezien hebt dat er een weg is waar geen weg lijkt te zijn, dan heeft dat hoe dan ook invloed op de keuzes die je verder maakt.  

*