26 April 2017

Iemand die weet waar het echt over gaat

Ga naar overzicht

Deel op:

n daar zit je dan, Nederlandse kerkmensen op bezoek in Irak, bij een gesponsorde bijeenkomst op kankerpatiëntjes speelgoed te geven – oorlogsspeelgoed zelfs. Bijna-diaken Halil speelt de clown, theoloog Erik Borgman kijkt en schrijft zijn 7e blog.

Lekendominicaan Erik Borgman is samen met drie andere kerkmensen uit Utrecht op bezoek in Kirkuk. Zij zijn gast van de dominicaan Yusuf Thomas Mirkis, bisschop van de Chaldeeuws-katholieke kerk. Het bisdom heeft relaties met tal van mensen en organisaties. Maandagmorgen bracht de groep een bezoek aan een ziekenhuis voor kanker- en hemofiliepatiënten.

door Erik Borgman o.p.

Er staan zelfs Latijnse letters op het bord: 'Kanser Onkolojisi Kirkuk Merkezi’. Na al het voor mij onleesbare Arabisch is het bijna een opluchting in ieder geval de letters te herkennen.

Wij zijn bij de kliniek voor kanker en bloedziekten van Kirkuk. Vanwege de World Hemophilia Day – de datum van de dag van de hemofilie is eigenlijk 17 april, maar een kniesoor die daarop let – is er een festiviteit. Halil Zaid, een diaken in spe van de Chaldeeuwse kerk, treedt regelmatig bij de kinderkanker patiëntjes op als clown en heeft ons deze maandagmorgen meegenomen in zijn pickup-truck.

Maar eerst hadden we de laadruimte volgeladen met dozen waarin speelgoed blijkt te zitten. Bisschop Mirkis had al eens aan tafel gemopperd over een vreemde Deense donor die hem speelgoed gestuurd had voor kinderen die voedsel en medicijnen nodig hebben. In de kliniek komen mensen die niet zelf hun kosten kunnen betalen. Maar als het speelgoed eenmaal in de handen van kinderen is gekomen en wordt uitgepakt, blijkt het nog gekker. In sommige pakketten blijkt zelfs oorlogsspeelgoed te zitten.

Wie geeft er in hemelsnaam oorlogsspeelgoed aan Iraakse kinderen?

We komen later aan dan de bedoeling was. Iemand bedacht dat een van ons wel kon rijden, maar dat leek ons geen goed idee gezien de staat van het verkeer in Kirkuk. De staf van de bisschop was het met ons eens, maar het duurde vervolgens even voordat er een chauffeur opgetrommeld was. Bovendien, wat was aangekondigd als 'een paar minuten’ en 'twee kilometer’, bleek een flinke rit.

Als we aankomen, zien we een klassieke opstelling. Een tent, aan een lange kant open, met daarin zes rijen stoelen. Daarvoor een spreekgestoelte – ooit gemaakt om op die van de Amerikaanse president te lijken, maar inmiddels afgebladderd en beschadigd – en twee grote luidsprekers. Wij worden op de eerste rij gezet en later worden wij geregeld bedankt en wil men met ons een selfie maken. Het misverstand is dat men denkt dat de pakketten van ons komen.

Als de dozen buiten het zicht van het publiek zijn geopend en Halil zich geschminkt en verkleed heeft, begint de bijeenkomst.

Opnieuw: klassieke opzet. De directeur opent, vervolgens vertelt een hemofilie-specialist iets over de vorderingen van het onderzoek en van de mogelijkheden deze ziekte te behandelen. Dan worden een voor een namen van kinderen opgenoemd.

Als zij naar voren komen, alleen of met hun ouders, krijgen zij een ingepakt stuk speelgoed en een tasje van Novo Nordisk, het Deense farmaceutische bedrijf dat op borden aankondigt dat het bezig is met 'changing hemophilia’, klaarblijkelijke de hoofdsponsor van de bijeenkomst.

Slogan van het Deense bedrijf.

Ik heb er 'geen goed gevoel over’, zoals dat heet: mannen in pakken en met telefoons die belangrijk doen en cadeautjes uitdelen, andere mensen die geacht worden zich daar dankbaar voor te tonen. Een groepje bezoekers uit Nederland dat de status van de mannen in pak nog vergroot. Een van ons wordt gevraagd met de directeur voor de camera van een locale tv-zender een gesprek te voeren. Wat is hier precies het belang van wie? vraag ik mij af.

Maar ik kan er ook niet onderuit: veel kinderen lijken oprecht blij met hun speelgoed en hun ouders lijken gelukkig met de aandacht die hun kinderen krijgen. Het wordt even echt gezellig als er een muziekgroepje optreedt, Halil eerst de kinderen en dan anderen naar voren haalt en men van directeur tot patiënt gezamenlijk aan het dansen gaat.

Maar als hij weer is afgeschminkt zegt Halil dat het geen goed feest was. 'Zij’ – hij bedoelt: de leiding van het ziekenhuis – had het georganiseerd, was zijn verontschuldiging. Hij had alleen uit solidariteit meegedaan.

Uiteindelijk brengt hij ons bij iemand die ons het ziekenhuis laat zien. Die vertelt zonder opsmuk wat men er probeert te doen en laat zien onder welke omstandigheden dat gebeurt. Het ziekenhuis bestaat uit een paar betonnen gebouwen zonder verdieping, die in een ruime, goedverzorgde tuin staan. Het telt vijftig bedden en er worden kanker- en hemofiliepatiënten behandeld: volwassenen en kinderen. Het ziekenhuis wordt betaald door de staat.

De behandelmethoden zijn up to date en de directeur bezoekt regelmatig internationale oncologische congressen. Tegelijkertijd zijn de zalen overvol en een doodzieke ligt naast iemand die zich relatief monter met het bezoek onderhoudt, zonder dat er zelfs maar een visuele een afscheiding is tussen hun beider bedden.

De spreek- en behandelkamers zijn klein en spaarzaam ingericht. Essentiële apparatuur ontbreekt zodat patiënten soms naar elders moeten worden getransporteerd om te worden geholpen. Dat de gangen nog een beetje vrolijk zijn, komt omdat de mensen van de kerk er muurschilderingen hebben aangebracht.

De ruimte waar de medicijnen voor kankerpatiënten worden klaargemaakt en de toediening ervan aan de patiënten wordt voorbereid, zijn ongeschikt. Medicijnen voor chemotherapie zijn niet zelden gevaarlijk en het personeel loopt dus nogal wat risico.

Yousif Thomas Mirkis o.p. aan zijn werktafel. Foto: Kerk in Nood.

Bisschop Mirkis is erin geslaagd een zuurkast te kopen die binnenkort geïnstalleerd wordt. Dan worden giftige dampen veilig afgezogen in plaats van minstens gedeeltelijk door de apothekers en hun assistenten te worden ingeademd.

Irak was voor de eerste Golfoorlog en de boycot gedurende de jaren negentig van de vorige eeuw een ontwikkeld land. De bevolking was hoogopgeleid en de infrastructuur was op peil. Na de zogenoemde Irakoorlog en de verdrijving van Saddam Hoessein in 2002/3 was van dit laatste niet veel meer over. De fysieke infrastructuur was kapot, de politieke en sociale infrastructuur zwaar aangetast. Daarna deelde de geschiedenis nog enkele gevoelige klappen uit en het land is nog altijd bezig zich te herstellen.

Dat kost veel moeite en er zijn de bekende conflicten, er ontstaan de bekende tegenstellingen en sommigen weten zelfs garen te spinnen bij de situatie.

&Alhamdullilah’, godzijdank.

Maar de koppigheid waarmee op een tal van plaatsen geprobeerd wordt het goede te doen, blijft indrukwekkend. Wij, gewend aan onze welvaart en diep in ons hart gelovend dat die duurzaam is, zien vooral hoeveel er nog moet gebeuren. Hier ziet men wat er toch gegeven blijkt te worden. Godzijdank is hier meer dan een stopwoordje.

Het beeld dat mij van vanmorgen bijblijft is hoe Hamil op de grond zit en al zijn aandacht uitgaat naar het ene kind dat hij bij de hand heeft, en bij de danspasjes die hij hem probeert te leren.

Eerder had hij hem subtiel het plastic machinegeweertje afgenomen en het terzijde gelegd. Even lijkt het jongetje te gaan protesteren, maar dan koestert hij zich in de aandacht die hij krijgt. Wat er ook gebeurt, hier is iemand die weet waar het echt om gaat. God zij dank!

*

Het eerste blog uit Noord-Irak: De grote betekenis van de kleine kerk in Kirkuk

Het tweede: Het belangrijke gesprek van christenen met moslims

Het derde: Bouwen is vertrouwen – ook in Irak

Het vierde: Een levende gelovige gemeenschap

Het vijfde: Samenleving scheppen door netwerken

Het zesde: Over islamkritiek en caritas als centrum