en diepste geraakt door de ander’, deze woorden zijn van toepassing op lekendominicaan José Philips-Beuvens, die op 8 februari 2017 overleed. Een in memoriam door Jan van Hooydonk.
Tijdens de uitvaart van José Philips, op 16 februari in de Utrechtse Dominicuskerk, werd op verzoek van haar man Paul het evangelie van de barmhartige Samaritaan gelezen (Lucas 10,25-37).
Jezus doet in deze gelijkenis niet aan ‘theoretische argumentatie’, zo legde voorganger en lekendominicaan Ellen-Maria Spijkerman tijdens de afscheidsviering uit. “In het evangelie is barmhartigheid bedoeld als mede-lijden, ten diepste geraakt worden door de ander. Jezelf opzij zetten en meevoelen met de ander omdat je hart naar hem of haar uitgaat. En dat tekende José.”
José Beuvens werd op 26 april 1939 in Rotterdam geboren. Ze was bijna vijftig jaar getrouwd met Paul Philips. Samen kregen zij vier kinderen: Theo, Christa, José en Paul.
Het huis van de familie Philips aan de Noltheniusstraat in de Utrechtse wijk Oog in Al was een open huis waar iedereen welkom was. Het was het tweede huis voor de kleinkinderen Tristan, Ronan, Julian en Annika. De warmte en liefde die oma voor hen uitstraalde, hebben hen aangeraakt en mede gevormd. De levensdraden van Paul, de kinderen en hun partners, de kleinkinderen, familieleden en vrienden, kwamen samen in de persoon van José. Intussen had zij ook tot het laatst van haar leven de zorg voor een gehandicapte broer.
Zo’n vijftien jaar lang was José Philips secretaresse van de voormalige Dominicusparochie. Ze was er niet alleen op organisatorisch vlak een spin het web, maar haar kantoortje was ook een toevluchtsoord voor mensen die hun hart moesten luchten. “Achter de schermen regelde ze alles en ze deed het met hart en ziel”, zo getuigde Ellen-Maria Spijkerman. “José was”, zo zei lekendominicaan Hans Beemer tijdens de avondwake, voorafgaand aan de uitvaart, “dienstbaar en trouw; ze was de moeder van de parochie.”
Vanuit haar betrokkenheid bij haar dominicaanse parochie trad José Philips in 2001 toe tot de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland (DLN). In plenaire discussies trad zij niet op de voorgrond, maar als ze in een kleinere gespreksgroep geraakt werd door iets, kon zij heel helder en duidelijk verwoorden wat zij ergens van vond. Dan toonde ze zich zoals ze was: een vrouw uit één stuk, zonder poespas, met een haarscherp gevoel voor rechtvaardigheid.
Jarenlang was ze ook binnen de DLN medeverantwoordelijk voor de praktische organisatie van bijeenkomsten. Ook nam ze deel aan retraites van Nederlandse lekendominicanen in het dominicanessenklooster in Beaufort (Frankrijk).
Veertien jaar geleden openbaarde zich bij José de eerste tekenen van de ziekte leukemie. Ze werd actief in de patiëntenvereniging en was een aanspreekpunt voor lotgenoten. De ziekte maakte het haar helaas meer en meer onmogelijk om deel te nemen aan de bijeenkomsten van de DLN. Maar ze bleef tot het laatst betrokken.
Haar geest was krachtig, maar haar lichaam raakte uitgeput; uiteindelijk kon ze niet meer. In aanwezigheid van haar man Paul en haar oudste zoon Theo is zij op 8 februari jl. gestorven. Met verdriet maar ook met grote dankbaarheid heeft de DLN afscheid genomen van een bijzondere medezuster, die buitengewoon was in het gewone.
Haar gedachtenis zij tot zegen.