et habijt is dominicaan Richard Steenvoorde lief. Het vormt hem, remt hem af, zet hem op zijn plek. Maar hij herkent het experiment van het nieuwe habijt van Borre Akkersdijk als het blijven zoeken naar herkenbaarheid en authenticiteit. Een overpeinzing.
Klik hier voor een artikel over ‘het nieuwe habijt’.
door Richard Steenvoorde o.p.
We leven in een opgeblazen samenleving. Opgeblazen emoties, ideeën en ego’s vliegen ons dagelijks om de oren.
Velen van ons vermoeden dat de rek er uit is. Het moet minder, roepen we dan tegen de ander. De ander moet vooral minder tolerant zijn, of intolerant. Minder progressief, of conservatief. Minder naïef, of somber.
En we blazen onszelf op om dat te verkondigen. Onbewust helpen we daarmee de spanning op voeren. Hier en daar stoppen mensen al de vingers in de oren. Ze kunnen het niet meer aanhoren. Straks klapt er iets.
Zou er verandering kunnen komen zonder al die opgeblazen woorden? De Nederlandse modeontwerper Borre Akkersdijk denkt van wel. Hij ontwierp, als gedachtenexperiment, een ‘nieuw habijt’ voor de dominicanen. Wat zou je kunnen dragen, in deze tijd, om aan de ene kant tussen de mensen te kunnen staan, en aan de andere kant herkenbaar als religieus te kunnen zijn en een boodschap uit te dragen dat het anders kan?
Maar, heel Nederlands, het moest ook gaan om praktische kleding, en duurzaam, internationaal na te maken van wat er lokaal aanwezig is. Herkenbaar zijn zonder af te stoten, preken zonder woorden. Authentiek.
Het is een uitdagend experiment. Niet omdat ik mijzelf in dit ‘nieuwe habijt’ zie rondlopen, daarvoor is mijn eigen habijt, met zijn onpraktische kanten, zijn lange geschiedenis, zijn wereldwijde herkenbaarheid mij te lief.
Detail van het ontwerp van ‘het nieuwe habijt’: een gilet met kap, verstelbaar als bescherming tegen regen of als ruimte om je terug te trekken in gebed.
Het habijt laat zich niet vormen naar wat ik, wij, praktisch vinden, maar het vormt mij, het remt mij af (soms letterlijk, als mijn rozenkrans weer eens blijft haken achter de deurklink), om stil te worden, om aandacht te hebben, om de stem te horen van Hem die spreekt in het geluid van een lichte bries (I Koningen 19)
Is zo’n mode-experiment dan nuttig, zo aan het einde van een jubileumjaar? Misschien wel, al was het maar omdat we als dominicanen in Nederland voor een nieuwe uitdaging staan.
We hebben binnenkort een landelijke vergadering, een kapittel, dat de koers gaat uitzetten voor de komende 4 jaar. Het wordt, vanwege de hoge gemiddelde leeftijd van de broeders, misschien wel het laatste zelfstandige kapittel.
We staan dus voor de vraag, wat is nu eigenlijk essentie van wat er bereikt is, wat willen we doorgeven, wat kunnen we doorgeven, naar de toekomst? We hebben hulp nodig van de broeders om ons heen, zodat er voor de nieuwe broeders ook ruimte kan komen om de dominicaanse opdracht op een eigen authentieke wijze vorm te gaan geven.
Het ‘nieuwe habijt’ versta ik, in die context, als een vraag naar herkenbaarheid die niet afstotend wil zijn. Een herkenbaarheid die geen grenzen kent. De vraag is nu, bereik je dat met kleding, de buitenkant, of gaat het om de binnenkant, de innerlijke houding waarmee je mensen benadert?
Voor mij is mijn habijt een constante herinnering aan de opdracht dat het niet om mij gaat, maar aan om de Ander die al in mensenlevens aan het werk is. Het habijt voorkomt dat ik mijn eigen ego opblaas, omdat het niet-van-deze-opgeblazen-wereld zijnde kleding is. Direct zichtbaar, wereldwijd.
Beeldje van Dominicus in het klooster van Huissen.
Maar het gaat om meer. Ik weet dat er overal ter wereld broeders zijn die dit habijt ook dragen, of willen dragen, onder soms buitengewone omstandigheden, in armoede, in vluchtelingenkampen, of in ballingschap, geweld en onderdrukking. Ik heb ze ontmoet. Ze hebben voor mij een naam en een gezicht gekregen. Het is voor mij dus ook een teken van solidariteit met hen. Doe ik ook hen recht met mijn houding en gedrag als ik ons habijt draag?
Authenticiteit, duurzaamheid, terug naar de kern, bouwend op 800-jaar geschiedenis, in internationale solidariteit. Het zullen volgens mij belangrijke woorden zijn op onze landelijke vergadering in maart.
Laten we onszelf vooral niet opblazen, omdat er weer nieuwe broeders zijn. Laten we ons ook niet afzetten tegen anderen ‘omdat we het nu wel weer zelf kunnen, dankuwel’. We hebben elkaar nodig in onze kwetsbaarheid, geworteld in de plaats waar we staan, maar toch grensoverschrijdend, sober en authentiek.
Solidair met een land dat bang is voor nog meer spanning en een grote klap.
Richard Steenvoorde OP