et jubileumjaar is een goed moment om de bronnen van de Orde in Zuid-Frankrijk te bekijken, vond Arjan Broers. Na een paar dagen spoorzoeken in acht eeuwen geschiedenis nam hij een kijkje bij een piepjonge dominicaanse stichting: de Gemeenschap van het Lam.
door Arjan Broers
Het is allemaal leuk en (eerbiedw)aardig, al die eeuwen geschiedenis, maar het is ook vooral geweest.
Ja, er zijn nog levende zusters in Prouille, waar Dominicus het eerste klooster stichtte in 1206. Ja, er zijn levende broeders en zusters in het lieflijke dorpje Fanjeaux, en daarnaast zijn er zijn tal van plakkaten, weggetjes en gebouwen in Montreal, Carcasonne, Toulouse, die verwijzen naar het begin van de bedelorde van de predikers.
Maar de geschiedenis trekt de meeste aandacht. Wat in de tijd van die tengere blond-rossige Spaanse man een nieuwigheid was, een avontuur – in alle eenvoud in een ongeverfd habijt tussen de mensen gaan leven – heeft door de eeuwen een aureool van veiligheid en zelfs voornaamheid gekregen.
Op de bonnefooi rijd ik naar het klooster van de Kleine Zusters en Broeders van het Lam, in Plavilla, een kwartiertje van Fanjeaux. Een nieuwe religieuze beweging is het, van mannen en vooral vrouwen, die gekleed gaan in blauwe habijten. De stichting is uit 1983, ik had gehoord dat er onlangs een jonge Nederlandse broeder zijn professie had gedaan.
Ik rijd een heuvel op met smalle weggetjes, waarop met houten bordjes aangekondigd staat waar de kleine zusters en waar de kleine broeders zitten, en hoe je bij ‘de groene kathedraal’ komt. Her en der zijn kleine bouwputten.
Voor een gebouwtje in het bos stop ik, er staat een lange broeder te bellen. Wat een tref: hij blijkt broeder Damiaan te zijn, 24 jaar oud, kind van een Spaanse moeder en een Nederlandse vader, opgegroeid in Eindhoven. En inderdaad heeft hij onlangs, op het feest van Dominicus (8 augustus), zijn eerste professie gedaan.
De buitenrefter van de kleine broeders van het lam.
Damiaan loopt met me mee als ik mijn auto parkeer naast een schuur. ‘The Dutch have come!’, roept hij jolig naar een jongeman die er boekenkasten aan het timmeren is. Hij stelt zich voor als broeder Clement, een Amerikaan uit Florida.
De mannen nemen alle tijd, wat een verschil met de zusters en broeders die ik in Fanjeaux en omgeving zag, en die net zo bezet oogden als ik normaalgesproken ben.
Al bij de schuur ontstaat een heel gesprek over hoe de kleine broeders leven: arm en bedelend, in de grote steden, en altijd in broederschap, met twee of drieën samen. Precies zoals Dominicus ooit begon.
Als ze op reis zijn, hebben ze alleen een rugzak bij zich met wat persoonlijke spulletjes en een slaapzak. Ze liften vaak en vragen mensen die ze tegenkomen om eten en een slaapplek. ‘Je moet jezelf altijd even een zetje geven’, zegt Damiaan.
‘Het voelt kwetsbaar om te vragen’, zegt ook Clement. ‘Maar het is verbazingwekkend hoeveel aardige mensen er zijn. Al komt het ook wel eens voor dat we een plekje zoeken op een beschutte plek, zoals daklozen doen.’
De gemeenschap telt een dertigtal broeders en zo’n 170 zusters. ‘Zo is het overal in de kerk’, zegt Clement. ‘Vrouwen dragen de kerk, en ook onze stichting.’ De huidige paus nodigde de gemeenschap in 1994 uit naar Buenos Aires te komen, waar hij aartsbisschop was. Twee dagen na zijn verkiezing in 2013 al ontmoette de paus de Romeinse leden van de gemeenschap en de verantwoordelijke bisschop, de Oostenrijkse kardinaal Christoph Schönborn – een dominicaan.
De binnenrefter van de kleine broeders.
De kleine zusters en broeders zijn actief in kleine gemeenschappen in steden in Frankrijk, Spanje, Oostenrijk, Argentinië, Chili, Polen en de VS. In Duitsland proberen ze ook iets op te bouwen, ‘maar de Duitse katholieken begrijpen ons niet zo goed’, zegt Damiaan, en hij lacht breeduit. ‘Ze zijn te goed georganiseerd en te rijk. Ze blijven ons maar mooie oude kloosters aanbieden, maar dat willen wij helemaal niet!’
Het bedelende leven, pionierend in verschillende landen, het klinkt vast heel avontuurlijk, zegt broeder Clement. ‘Toch gaat het daar niet om’, zegt Damiaan. We lopen naar de open refter op de beboste helling, waar jonge Spaanse broeders het eten voorbereiden en wij wat water drinken. Er staan ook blikjes cola klaar. ‘Die krijgen we steeds’, lacht Damiaan. ‘Hou jij er wel van?’
Damiaan vertelt hoe hij opgroeide en als gelovige jongeman in Nederland niet echt een thuisplek vond, in de veelal vergrijsde parochiegemeenschappen. ‘En als we in mijn moederland Spanje waren, was ik vaak de enige die naar de kerk ging.’ Op school kon hij alles, en dus moest hij wetenschapper worden. Wiskunde werd het, ‘lekker abstract’, maar het voelde niet als een bestemming.
Bij toeval kwam Damiaan bij de kleine broeders van het lam terecht. ‘Het was aan het einde van een tocht met katholieke jongeren, van Lourdes over de Spaanse grens. Op het einde blesseerde ik mijn been en moest ik in een rolstoel geduwd worden. Dat was goed voor me, want ik lag de hele tijd dwars. Nu moest ik wel meedoen met de rest.’
‘Ik kwam er een priester tegen uit het Duitse Münster, die ik al eens ontmoet had. We praatten over mijn leven en mijn verlangen, en hij zei: ga eens naar Frankrijk toe, naar Plavilla. En eindelijk zei ik: “Waarom niet?” Toen ik hier kwam was het simpel: ik voelde me gelukkig en ik ben gebleven, hier en in andere landen.’
We lopen over het landgoed van de Gemeenschap van het Lam, dat 90 hectare meet. De grond is deels betaald uit de erfenis van een weldoener en aangekocht met hulp van het lokale bisdom. Her en der staan kleine, eenvoudige gebouwtjes, alles in hout- en aardetinten, en alles van stof is blauw.
‘We hebben veel zelf gebouwd, maar nu laten we sommige dingen doen’, zegt Damiaan, met weer die lach. ‘Anders zijn we alleen maar aan het bouwen.’ Ik kijk naar zijn slanke, zachte handen, waar hier en daar een bloedblaar te zien is. ‘Ik heb hier veel praktische dingen geleerd’, zegt hij. ‘Dat is goed voor me, ik word er meer mens van.’
We lopen langs kleine paadjes over een bosachtige terrein en over een stuk open veld, in de verte zijn de Pyreneeën te zien. Dan dalen we af naar de groene kathedraal: een eenvoudige open kerk, midden tussen de bomen.
Intrede in de Groene Kathedraal.
De Heilige Mis duurt lang, had Damiaan al gewaarschuwd. Twee uur is niet ongebruikelijk, zeker omdat net vandaag tien zusters hun professie vernieuwen, in de handen van zuster Marie, een van de stichters.
Intreden is een lang proces. Eerst het apostolaat van één of twee jaar, dan het noviciaat van 1-3 jaar, dan een tijdelijke professie van drie jaar, dan vaak nog een tijdelijke professie en dan pas volgt de eeuwige professie. Maar het komt ook voor dat er dan nog een tijdelijke professie volgt.
Het is druk in de groene kathedraal: deze maand is het kapittel en er zijn zusters en broeders uit de hele wereld gekomen. ‘We zijn een nieuwe stichting’, zegt Damiaan, ‘we hebben veel te bespreken, maar het is vooral belangrijk om samen te zijn.’ Behalve sprekend is dat vooral biddend: de broeders en zuster brengen zo’n vijf à zes uur per dag in gebed door.
In de vieringen worden vijf heiligen aangeroepen: Dominicus natuurlijk en Catharina van Siena, en ook de stichters van de andere bedelorde: Franciscus en Clara van Assisi. En tenslotte karmelietes Teresa Benedicta van het Kruis, alias Edith Stein, die van bijzondere inspiratie is voor de stichteres.
Na de plechtige mis en de professie is het tijd om te gaan. Damiaan verontschuldigt zich voor de vierde keer dat ik niet mee kan eten, vanwege het kapittel.
Als we terugslenteren, met uitzicht op de bergen die Dominicus overstak toen hij van Spanje naar Zuid-Frankrijk kwam, vraag ik hem: ‘Je zei dat dit leven niet gaat om het avontuur, maar om iets anders. Wat dan?’
Broeder Damiaan
Damiaan zwijgt even, dan slaat hij met zijn linkerhand op zijn hart, zoals hij vaker zal doen in de volgende paar minuten. ‘Ons leven gaat om ontmoeting’, zegt hij. ‘Ontmoeting met God en met de ander, vooral de mensen aan de onderkant of de buitenkant van de samenleving. Zoals Jezus dat deed.’
‘Dat is het. Het is niet groots, we hebben geen grote missie. Dit is een klein leven, eenvoudig en met aandacht en vreugde, zelfs als je eet of de afwas doet.’
‘Dankzij deze manier van leven ben ik in contact gekomen met mensen die ik anders nooit was tegengekomen. Je weet nooit wat dat voor hen betekent, maar voor mij betekent het veel. Ik word er telkens door geraakt.’
*
Zie ook: www.communautedelagneau.org