eter Wols (1928) was onder meer aalmoezenier en dominicaans filatelist. Nu woont hij in Huize Bijdorp, het moederhuis van de dominicanessen van Voorschoten. Ben Vocking en Wil Vermeulen interviewden hem voor het papieren Bulletin van de provincie. Een samenvatting.
Peter Wols
Peter, waarom ben jij dominicaan geworden?
‘Dat is niet zo moeilijk. Ik zat op school bij de Broeders van Maastricht. In de zesde klas vertelde broeder Hadelinus het verhaal van Tarcisius, een christenjongen die in het oude Rome de eucharistie rondbracht aan mensen. Dat kon niet publiekelijk, hij werd uitgelachen en later doodgeslagen. Toen dacht ik bij mezelf: als je zo’n contact hebt met Jezus van Nazareth, dat vond ik machtig, dan sla je mij maar dood.’
Wat heeft dat met jou en dominicanen te maken?
‘Dominicaan-zijn nog niet, maar de eucharistie en priester-zijn, dat raakte me. Hoe ik op het spoor van de dominicanen ben gekomen, weet ik niet. Ik ben op het Dominicuscollege terechtgekomen met het idee dat ik helemaal geen student ben, maar dat werd overschaduwd door dat ideaal.
Ik ben op het Dominicuscollege geweest van 1940 tot 1946 of zoiets. Er was geen constante studielijn, omdat het oorlog was. Je ging voortdurend op en neer van de ene plaats naar de andere.’
Ik ben novice geworden onder novicemeester Biezeno. Hij koos voor een monastieke invulling van het dominicaanse kloosterleven. Ik had tijdens de laatste jaren op het college met mijn broer trektochten gemaakt in de Ardennen en verder. De abdijen zoals van Orval vond ik prachtig. Bidden, zingen, rust en werken. Dat benedictijnse ritme beviel me. Ik heb ook de kloosternaam Benedictus gekregen.’
Maar je zit hier wel in het habijt van de dominicanen?
‘Ik had het ideaal om prediker te worden. Het aanbod dat de Orde heeft, is heel gevarieerd. Er is niet één soort dominicaan. Ze zijn allemaal verschillend, ook in de provincie.’
Wat was je eerste opdracht?
‘Ik heb eerst veel gelezen en veel geluisterd, in Zwolle en Nijmegen. Ik heb achteraf ontdekt, dat ik associatief denk. Het ene roept het andere op, en daar heb je beelden bij. Je ontdekt heel bijzondere dingen. Al prekend kreeg dat gestalte, in de grote wereld waar mensen wonen.
Ik heb twee jaar in Nijmegen in de Dennenstraatkerk gewerkt, daarna was ik vijf jaar naar Alkmaar, van 1958 tot 1963. Toen kwam er een verzoek van het Militair Vicariaat en werd ik reserve-aalmoezenier in de krijgsmacht.’
Hoe vond je dat werk?
‘Ik vond het prachtig. Het was een andere wereld: geen kloosterlijk bestaan. Ik kan mij herinneren dat ik later tegen iemand zei: het brevier heb ik dichtgeklapt, want ik heb daar geen tijd voor. Ik heb één leven, dat wil ik inzetten, en zoals het loopt, zo zet ik het in.
Wij moesten ervoor zorgen dat de jongens op het godsdienstig gebied aandacht kregen. Iedere groep van een afdeling – dat was ongeveer zo’n 500 man – kreeg één keer in de week drie kwartier ‘geestelijke verzorging’. De katholieken gingen naar de aalmoezenier, de protestanten naar de predikant, en wie geen keuze kon maken, moest corvee doen. Het was geen cursus, je sprak over wat actueel was met de dienstplichtigen, die op het punt stonden voor het weekend naar huis te gaan.’
En daarna?
‘Na een jaar of zes ging ik naar het Diocesaan Militair Pastoraal Centrum. Ik moest daar zorgen voor een knipselkrant van twintig pagina’s, elke week, die rondgestuurd werd naar luchtmacht, landmacht en marine. Ik vond dat mooi werk.
Ik woonde toen in Den Bosch, bij de Willem I-kazerne. Ik kende in die stad een familie zonder kinderen, die via adoptie een tweeling van twee jaar kregen. Na een paar jaar vroeg dat jongetje: “Oom Peter, kom je niet hier wonen?” Ik heb daar met de ouders over gepraat en we besloten dat ik bij hen introk. Tot na mijn pensionering heb ik met dat gezin mee gedraaid. En tegelijk werd ik ook als pastor actief in Den Bosch.’
Jij bent postzegels gaan verzamelen?
‘Dat was gewoon een liefhebberij. Ik had een heel grote verzameling, maar daar moet je mee oppassen, want het mag je niet overkoepelen. Dus heb ik me gericht op een kleinigheid: dominicanen op postzegels. Mijn collectie is nu in Rome, in het archief van de Orde.’
Je vertelde dat je geen studiehoofd was. Toch schreef je een boek over een vrouw die hier geleefd heeft.
‘Zij was van een Portugese joodse familie: Judith Henriette Mendes da Costa. Ze is katholiek geworden en ingetreden bij de Dominicanessen hier in Voorschoten. Tijdens de Jodenvervolging werd ze tweemaal gearresteerd en in Westerbork vastgezet. Van daar ging ze naar het vernietigingskamp Auschwitz en werd daar omgebracht in de gaskamer op 7 juli 1944.’
Is dit je thuis?
‘Je moet je thuis niet enkel aangeboden krijgen, je moet het ook maken. Ik probeer dat te doen, elke dag. Binnen het kloosterlijk dominicaans ritme breng ik hier mijn dagen door, met te zijn die ik ben.’
Ben Vocking o.p. en Wil Vermeulen o.p.
Zie ook:
Getuige van vertrouwen
Dominicaanse postzegels worden overgedragen
*
Eerder verschenen in deze serie gesprekken:
Joop Schaeffer
Harry Penninx
Jan Wenting
Gijs Goes
Herman Scholten
Kees Brakkee
Jacques van der Lee
Jan Boks
Gerard Oostvogel
Bert Robben
Rinus van Es
Jan Nieuwenhuis
Leo Oosterveen
Toine Frehe
Antoon Boks
Jos Oorsprong
Tiemen Brouwer