22 Oktober 2015

Nederlandse broeders op de Antillen

Ga naar overzicht

Deel op:

ehalve op veel plaatsen in het vaderland leefden en werkten Nederlandse dominicanen ook in Zuid-Afrika, Puerto Rico en op de Antillen. Een kijkje in de geschiedenis vanwege 500 jaar Nederlandse provincie, met oud-missionaris Jacques van der Lee.

Jacques van der Lee o.p.

Bijna 200 Nederlandse dominicanen leefden en werkten er tussen 1870 en 2009 op de Antillen. Op het hoogtepunt waren er bijna zestig broeders op de eilanden.

Eigenlijk zijn dominicanen niet zo van de parochies. Volgens de traditie horen ze in kleinere of grotere kloosters in steden te leven; studerend, docerend en predikend. Maar op de Antillen waren de dominicanen in eerste instantie pastoors van parochies, en woonden ze vaak alleen of hooguit in kleine groepen samen.

Toch paste al dat parochiewerk wel bij de Nederlanders. Door de geschiedenis van deze provincie waren zij al eeuwen gewend aan werken in ‘staties’: geloofsgemeenschappen in overwegend protestantse gebieden, die eerst oogluikend werden toegestaan en vanaf 1853 weer echt parochies mochten zijn.

In 1870 kregen de dominicanen de Antillen toegewezen als missiegebied en bouwden ze tientallen parochies op. Dat deden ze op z’n Nederlands, vertelt Jacques van der Lee o.p., archivaris van de provincie en van 1966 tot 2009 levend op Aruba. ‘Dat betekent: hard werkend, goed georganiseerd en liefst met een uitgebreid verenigingsleven om de parochie heen.’

Broeders stonden niet altijd te juichen als ze naar de Antillen werden gestuurd. ‘Het was ook algemeen bekend dat de broeders niet hun beste studenten naar de Antillen stuurden’, zegt Jacques met pretoogjes. ‘Maar ik moet zeggen dat ik er zelf met veel plezier heb gewerkt. Het kostte me moeite om afscheid te nemen en nog steeds voel ik me nog wat tussen de culturen staan, alsof ik niet helemaal meer aan Nederland wen.’

Het was ook zwaar werk: vooral in de eerste decennia werden de broeders vaak niet ouder dan 55 jaar.

Eigen aan de Antillen – behalve de aanwezigheid van de zon – noemt Jacques onder meer de Afrikaanse elementen in de basis van de cultuur. ‘Oudere mensen hebben huisaltaartjes, voodoo speelt een rol, maar daar kom je als blanke priester niet echt bij in de buurt. Alleen op Aruba is dat minder het geval.’

‘Verder is het een machocultuur, waarin mannen zich moeten laten gelden, maar in feite vrouwen de samenleving dragen. Moeder Maria wordt er enorm vereerd en de sfeer van de devoties doet Latijns-Amerikaans aan. Processies, samen bidden: dat is daar niet zo vreemd als hier.’

Herdenking 75 jaar Nederlandse Dominicanen op de Antillen, 1945.

De belangrijkste verdienste van de dominicanen op de Antillen, denkt Jacques, is wat je de empowering van mensen zou kunnen noemen. Dat deden ze via vormingswerk en het stimuleren van het gebruik van Papiaments. De dominicanen liepen daarin voorop, veel Europeanen vonden het maar een slaventaal.

‘We gebruikten het Papiaments in het pastoraat en de catechese’, zegt Jacques. ‘Daarmee kwam je veel dichter bij de mensen dan in onze koloniale taal. Uiteindelijk hebben we zelfs een Bijbelvertaling in het Papiaments mogelijk gemaakt. In 1996 kwam die af.’

Met de kerkvernieuwing ging het op de Antillen langzaam. ‘Het uittreden van veel medebroeders in de jaren zestig en zeventig was pijnlijk’, zegt Jacques. ‘Er waren zelfs docenten van ons die de Orde verlieten! We hadden daarna geen last van de polarisatie in de kerk, zoals in Nederland, maar er was zeker sprake van een kloof tussen oudere confraters en een jongere generatie.’

De dominicanen moesten van de missiekerk op de Antillen een lokale kerk maken, en dat is niet zo goed gelukt, vindt Jacques. ‘Vanaf 1958 kwamen de eerste niet-dominicanen. Eerst lazaristen en later priesters uit Colombia, de Filippijnen, Polen. Dat was niet gemakkelijk, vanwege de grote cultuurverschillen.’

‘We zijn er niet in geslaagd om genoeg lokale priesters te werven. Misschien was ons seminarie te Europees, misschien is het celibaat voor Agods-predikers-grootntilliaanse mannen te zeer een probleem’, zegt Jacques.

Het vormingscentrum dat de broeders jarenlang dreven, was een dankbare plek. ‘We hebben daar intense contacten met mensen mogen hebben. Veel meer dan in de parochies kwam je er in gesprek over levensvragen.’

Ook het vormingswerk is overgedragen aan pastores met traditionelere opvattingen, in dit geval uit Colombia. ‘Van wat we als Nederlandse broeders op de laatste plek hebben opgebouwd is nu niet zo veel meer over’, zegt Jacques van der Lee. ‘Het is geen leuk besluit, maar het is denk ik wel zo.’

*

Wie meer wil lezen over de geschiedenis van de provincie en de missie van de Nederlandse dominicanen op de Antillen, kan terecht in ‘Gods Predikers’, de monumentale ‘collectieve biografie’ van de Nederlandse broeders tussen 1795 en 2000, door Marit Monteiro.

Klik hier voor de digitale brochure: 500 jaar-dominicanen-digitaal