Wat komt er nu? Waar gaan we heen? Niemand weet het.’ Op 6 augustus 2014 vluchtten de Iraakse dominicanessen uit de vlakte van Ninive voor ISIS. Overste zr. Maria Hanna kijkt in haar laatste brief even grimmig als trots terug.
Dierbare broeders en zusters en vrienden,
Door zr. Maria Hannah o.p., overste van de Dominicanessen van St. Catharina van Siena in Irak.
Bij de eerste verjaardag van onze vlucht kijken we terug op de afgelopen twaalf maanden, om te zien wat de Heer voor ons gedaan heeft, en hoe.
Hij vergezelde ons in de nacht van 6 augustus 2014, om met zijn volk op de vlucht te gaan. Deze herinnering zet ons aan tot de bede dat de Heer ons laat zien wat Hij wil met onze levens in deze crisis. Daarmee willen we onze visie, onze hoop en onze angst met jullie delen. Zo kunnen we jullie danken voor de nabijheid en de steun tijdens onze reis, en de moed die jullie ons daarmee hebben gegeven om door te gaan.
Denkend aan vorig jaar augustus komen de woorden van Psalm 124, 2-3 bij me op: &Als de Heer niet voor ons was geweest toen de mensen op ons aandrongen, dan hadden zij ons levend verslonden, zo laaiend was hun woede’.
Het was een donkere nacht toen we vertrokken, niet wetend wat we mee moesten nemen of achter moesten laten. Christenen waren overal onderweg, onzeker over de richting die ze moesten gaan. De schaduw van de haat van ISIS was overal, en we begrepen maar weinig van wat er gebeurde.
Toen we uiteindelijk in Koerdistan kwamen, leefden velen dakloos op straat; ze waren als schapen zonder herder. Na enkele dagen in Erbil begrepen we dat onze steden in de vlakte van Ninive overgenomen waren door ISIS, en onze terugkeer werd een vage en onzekere droom.
Om het nog erger te maken bleek dat onze niet-christelijke buren en vrienden uit de ons omliggende dorpen, mensen die wij gediend, onderwezen en verzorgd hadden, ons in hert uur van onze nood hadden verraden.
Het was niet gemakkelijk om te aanvaarden dat we vluchtelingen zijn, zo goed als in de steek gelaten door de Iraakse en Koerdische overheden, die ons niet te hulp kwamen op een manier die wij verwachtten. De kerk nam verantwoordelijkheid voor ons, in een poging om de vluchtelingen in de hele Koerdische regio te helpen.
Comtainerhuizen in Erbil.
Als gemeenschap bedachten we manieren om de mensen te helpen met hun basisbehoeften. We begonnen met lege handen, maar met de hulp van onze dominicaanse zusters en broeders, vrienden en verschillende organisaties, konden we vluchtelingen voedsel en andere eerste levensbehoeften geven.
We deelden dekens en matrassen uit (aan 5.000 families); melk, luiers, huishoudelijk materiaal, handdoeken, zeep en zomerdekens (aan 10.000 families); schoenen (aan 740 leerlingen); 5.000 luchtkoelers; 600 koelkasten en 400 waterkoelers.
Ook dachten we aan kinderen die verdwaald waren in de chaos. We openden twee crèches waar kinderen gratis kunnen komen en werkten met anderen samen om een gratis kliniek voor de vluchtelinge. Onlangs kregen we toestemming om een basisschool te beginnen, ook gratis, we hebben er ruimte voor gehuurd.
Niettemin moeten we toegeven dat werk voor en met de vluchtelingen soms ondoenlijk is. Sommige uitdagingen waren een bezoeking voor onze missie. Er zijn zoveel vluchtelingen dat ons werk er soms niet toe lijkt te doen. We waren ook niet opgeleid of toegerust voor dit werk. Het ergste was het overlijden van tien medezusters (de meesten ouder dan 70) in een periode van slechts drie maanden.
Ondanks dat blijft de Heer ons werk zegenen, hoe weinig het ook voorstelt. We zijn niet vergeten dat het onze missie is om het woord van God te verkondigen aan onze verontruste mensen. Sinds de winter hebben enkele zusters 400 kinderen in zes groepen voorbereid op de Eerste Communie, hierna beginnen ze met nog eens honderd kinderen in omliggende dorpen.
Zusters blijven de vluchtelingenkampen bezoeken voor pastoraal werk, gebedsgroepen, de begeleiding van jonge mensen en de voorbereiding van de Mis. We herinneren ons nog levendig de eerste Mis waar twee van onze zusters bij waren. Als altaar werd een bureau gebruikt, dat een van de zusters bedekte met haar scapulier. Centraal in dit werk staat dat de vluchtelingen weten dat ze niet vergeten of verlaten worden door de kerk hier.
De jonge zr. Diana legt bloemen op het verse graf van zr. Najat Sheto, een van de tien gestorven dominicanessen.
Goddank konden we onlangs onze jaarlijkse retraite houden, geleid door br. Ifram Saqat o.p., een exegeet en psycholoog. Dit hielp ons om een innerlijke reis te maken en vriendelijkheid, compassie en vuur in onszelf en in anderen te ontdekken, door vergeving en verzoening. We waren met 68 zusters, het waren gezegende dagen, hopelijk voor elk van ons.
Als vluchtelingen moeten we nu de uitdagingen van alledag het hoofd bieden. We vragen ons af hoe lang dit zal duren. Onze harten zijn vol verdriet. We wachten maar krijgen niets, we denken maar begrijpen het niet. Wat gebeurt er hierna? Niemand weet het. Waar gaan we heen? Iedereen is verdwaald.
Ja, we hebben onderdak, maar onze harten zijn angstig, onderlinge verhoudingen zijn moeilijk en de realiteit is bitter. De meeste elites zijn al verdwenen en velen willen het land verlaten vanwege de ongezonde omstandigheden waarin ze leven.
Honderden vluchtelingen leven in kleine, donkere en vochtige container-caravans. Met hulp van de Pauselijke Missie en Oeuvre D’orient werken we aan appartementen voor de mensen. Er is een onafgemaakt gebouw van zes verdiepingen. We overwegen 146 appartementen te bouwen op de derde en vierde verdieping. We zijn afhankelijk van mensen van goede wil om de vluchtelingen een waardig en hoopvol bestaan te helpen geven.
We vragen jullie om voor ons te blijven bidden. En dank jullie wel voor jullie betrokkenheid de laatste twaalf maanden. Hartelijk dank en moge God jullie zegenen.
Zr. Maria Hanna o.p.
Prioress General
Dominican Sisters of Saint Catherine of Siena, Iraq
*
Klik hier voor eerdere artikelen over de zusters dominicanessen in Irak.
Klik hier voor een (Engelstalig) betoog van de Amerikaanse dominicanes Marcelline Koch over de Amerikaanse verantwoordelijkheid voor Irak.