03 Augustus 2015

Brood uit de nieuwe wereld

Ga naar overzicht

Deel op:

nder de broeders die dezer dagen jubilea vierden was ook André Lascaris, die vijftig jaar priester is. Hij liet zijn preek zondag voorlezen in de kapel in Huissen. Over wankele bootjes, brood delen en het samen dragen van Geest.

NB: Op zijn blogsite www.meerdanikzelf.nl schreef André Lascaris een artikel over de bijsmaak bij zijn gouden priesterfeest.

Bij Johannes 6, 24-35

André Lascaris o.p. (Foto: Lambert van Gelder)

Bootjes… bootjes op woelig, onzeker water, waar gemakkelijk en onverhoeds een storm kan opsteken. Open bootjes met onzekere mensen, op zoek naar veiligheid, naar iets te eten, naar medemensen die willen helpen, naar onderdak.

Is dit een stukje geknipt uit een van onze kranten? Verhalen over mensen die verdrinken in een woelige zee terwijl ze op zoek zijn naar het meest noodzakelijke? Beelden uit een dagblad of film of documentaire? Dat had zo kunnen zijn, maar deze tekst is, zoals altijd op zondag, 'gewoon’ uit een evangelie; deze keer uit het evangelie volgens Johannes, of, liever, nog volgens het verhaal van een kleine groep christenen en joden in Klein-Azië, waarschijnlijk in de eerste eeuw na Christus.

De asielzoekers, vrouwen en kinderen die nu in 2015 de overtocht maakten hebben soortgelijke verhalen gehoord als de mensen van 2000 jaar geleden en hebben daaraan verwante ervaringen doorgemaakt. Ze dragen dezelfde verhalen bij zich. Verhalen over uitbuiting, verhalen over hongerige, rammelende magen, gebrek aan gastvrijheid, stervende kinderen, over angst en verlies.

Of verhalen die de ellende maskeren en die suggereren dat alles vroeger beter was en dat ze toen leefden in een wereld van overvloed die nooit heeft bestaan.

Dat gebeurt in de eerste lezing, waarin opgejaagde en tot slavernij gedwongen mensen doen alsof hun leven in slavernij een soort gezellige picknick was met alles gratis.

Maar deze asielzoekers waren nooit in beweging gekomen als ze niet ook verhalen aan elkaar verteld hadden die inspiratie gaven en vertelden over hoop en verwachtingen, visioenen. Zelfs is er sprake van momenten van bevrijding.

Het 'Rijk van God’ is zo een visionair woord. Het is een woord van verlangen naar een wereld van mensen die op zoek zijn naar gerechtigheid. Hun namen zijn ons vaak vreemd. We worden verrast door hun aanpak. Bij de uitbuiters zijn alleen de namen anders: 'Romeinen’, of 'Islamitische Staat’ of 'christenen of 'communisten’ of 'fascisten’, maar de uitbuiting en onderdrukking zijn hetzelfde.

Soms zijn de verhalen echt verschillend, en juist dan zijn we blind voor die verschillen. We zijn blind voor her feit dat hun regio geen mensen kan opvangen omdat de gebieden waar ze wonen uitgedroogd raken. Het zou wel eens kunnen zijn dat de duizenden die nu komen slechts de voorhoede zijn van de vijftig miljoen die door anderen verwacht worden. Die kunnen niet tegengehouden worden door muren en wetten die pas in de negentiende eeuw gemaakt werden.

De mensen uit de tekst van het evangelie, hongerig in hun wankele bootjes, hebben een verhaal gehoord over Jezus. Als een lopend vuurtje gaat het verhaal rond dat hij vijfduizend mensen heeft gevoed met twee visjes en vijf gerstebroden en dat er toen nog twaalf korven gerstebroden overbleven.

Het getal twaalf verwijst naar de twaalf stammen van Israël. Met andere woorden: van Jezus wordt gezegd dat hij het hele volk, ja de hele wereld kan voeden. Ze willen hem tot koning uitroepen, met geweld nog wel. Maar Jezus moet daar niets van hebben en trekt zich terug in de woestijn. Hij weet wat het betekent koning te zijn of president. Het is doen wat de vijanden doen: met geweld het geweld overwinnen. Het is het meest voor de hand liggend gedrag, maar het werkt altijd averechts. Nog meer mensen worden besmet met het virus van het geweld. Een klein beetje geweld loopt uit op een ramp.

Mensen in wankele bootjes. We kunnen ook onszelf daarin herkennen. Ons leven verloopt hopelijk minder dramatisch, met minder stormen dan dat van de mensen nu in het Middellandse Zeegebied of dat van de mensen die Jezus koning wilden maken.

Maar het is voor ons moeilijker te geloven in God. Er oog voor te hebben, dat we leven in een grotere ruimte dan die van ons eigen 'ik’. Er is meer dan wijzelf. Ons eigen ik is verbonden met dat van anderen. En onze vraag is niet veel anders dan die van vroegere generaties: Is die grotere ruimte betrouwbaar, of leven we in een wereld gebaseerd op geweld, afgunst, ressentiment, steeds meer willen hebben?

Wat kunnen we stellen tegenover die wereld? Niet meer willen hebben dan ieder van ons nodig heeft. De rest heeft geen waarde, is overbodig vergaat wordt onbruikbaar, oneetbaar, valt in stukken om je heen. Het is iets wat we zelf kunnen ervaren. Je hebt jaren iets willen hebben. Liefst zoveel mogelijk. Je verzamelt kunst en op een gegeven punt loopt het verzamelen je neus uit.

Jezus verwijt zijn gesprekspartners dat zij aan de buitenkant blijven. Wie tot een andere wereld wil horen waar mensen zoeken naar gerechtigheid en niet beheerst worden door geweld kunnen zich met hem verbinden en werkzaam zijn in de geestkracht van Jezus. Want hij behoort al tot die andere wereld. En met hem vele anderen, christen of geen christen.

Hij nodigt ons uit met hem het echte brood te eten, waarin geen geweld schuilt gaat, geen onrecht, haat of hebzucht. Mogen wij het uit elkaars handen ontvangen en zo gevoed worden vanuit een nieuwe wereld.

Vijftig jaar heb ik met anderen dit brood mogen breken en delen, dat afkomstig is uit de nieuwe wereld. Het was ook voor mij vaak te nieuw om daarvoor de goede gebaren en woorden te vinden.

Ik heb het graag gedaan. Maar ik kan het door ziekte niet meer. Ik ben als iemand in een bootje die het roer is ontstolen. Ik zie echter vele bootjes om mij heen die hun hulp aanbieden. Ik neem die hulp graag en dankbaar aan. Mogen wij allen dragers van de Geest zijn.