enzaamheid neemt in onze &participatiesamenleving’ eerder toe dan af. Veel gemeenten starten programma’s om het te bestrijden. Volgens Gerard van Etten, lekendominicaan en regiomanager bij hulpdienst Sensoor, moet eenzaamheid echter eerder worden aanhoord dan bestreden.
Gerard van Etten
Eenzaamheid hoort bij periodes in het leven, daar gaan programma’s die het willen bestrijden vaak aan voorbij. Na een scheiding, verhuizing of overlijden van partner of kind wordt het stil om je heen.
Het opsporen van deze eenzamen en aanbieden van sociale contacten is niet de juiste actie. Belangrijker is aandachtig te luisteren (soms voor de zoveelste keer) naar het verdriet en het verhaal over wie of wat verloren is. En vervolgens samen spreken over de zin in het leven in deze levensfase. Dat is waar mensen behoefte aan hebben.
Natuurlijk zijn er ook mensen eenzaam die te weinig goede contacten hebben. Onder hen zijn veel mensen met een verstandelijke beperking, psychiatrische problematiek of verslaving. De gedachte dat zij beter zouden integreren door ze in woonwijken te plaatsen is een illusie gebleken. Hun eenzaamheid is eerder groter geworden, doordat de vanzelfsprekende contacten op het instellingsterrein zijn verdwenen.
In de participatiesamenleving die wordt gepredikt, en die gepaard gaat met minder uren begeleiding, vrees ik dat de eenzaamheid zal toenemen. Bij Sensoor krijgen we al meer bellers uit instellingen en van mantelzorgers. Kerken zouden hier (opnieuw) kunnen inspringen, maar dan moet kerken in wijken als ontmoetingsplaats open blijven.
Als regiomanager van Sensoor help ik vrijwilligers om met mensen te bellen en te chatten. Dat werk past bij mijn spiritualiteit als lekendominicaan, waarin compassie het kernwoord is. Daarin voel ik me verwant aan de zusters dominicanessen, die werkten in onderwijs, kinderopvang en ziekenzorg. Daarom ook blijf ik actief in mijn parochie, ondanks lastige schaalvergrotingen en de hinder van kerkelijk leiders.
Gelukkig heeft Sensoor een nieuwe plek gevonden in de herschikking van de zorg, die 1 januari in ging. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) vertrouwde, na een aanbesteding, namens nagenoeg alle gemeenten de opdracht 'Anonieme hulp op afstand’ aan ons toe. Daardoor kon een traditie van decennia doorgaan.
Voor oudere mensen is SOS Telefonische Hulpdienst een begrip. Jarenlang stond het achter op de telefoongids, als een van de weinige instanties die dag en nacht gebeld konden worden. Paters en dominees waren vaak de stichters, en caritas en diaconie de kerkelijke organisaties die voor de infrastructuur zorgden.
Met de professionalisering van zorg en welzijn veranderde ook SOS Telefonische Hulpdienst. De subsidiëring door de overheid zorgde voor meer regels. Het gaf ook de mogelijkheid om de vrijwilligers goed te begeleiden en te scholen in het voeren van gesprekken waarin de aandacht op de ander en diens verhaal gericht blijft.
Een naamsverandering naar Sensoor werd nodig door de uitbreiding van de communicatie met chatten en mail en de inhoud van de gesprekken.
SOS Telefonische Hulpdiensten werden opgericht omdat mensen in geestelijke nood buiten kantoortijd nergens terecht konden. Inmiddels zijn er crisisdiensten van GGZ, Jeugdzorg en andere instellingen. Het aantal gesprekken bij Sensoor is echter niet afgenomen. De aanleiding voor contact verschoof van acute psychische crises en vragen rond (homo-)seksualiteit naar eenzaamheid en relatieproblemen. Verslaving en schulden zitten vaak verweven in die gesprekken, net als de pijn van chronische (psychiatrische) ziekte.
Bellers en chatters met relatieproblemen of die worstelen met een verslaving, schulden of huiselijk geweld vertellen regelmatig dat de vrijwilliger van Sensoor de eerste is aan wie ze dit 'geheim’ vertellen. De opluchting is soms bijna voelbaar en helpt mensen over de drempel om hun naaste omgeving in te lichten of hulp te zoeken. Het lijkt hiermee op het goede anonieme biechtgesprek.
*
Klik hier voor informatie over Sensoor.
Vrijwilliger worden? Klik hier.