andaag staan twee zeer beslissende gebeurtenissen in de laatste weken van het leven van Jezus centraal. Wij – niet-Joden en niet levend in de tijd van Jezus – voelen vaak de krachtige schokgolf niet meer aan, die deze twee gebeurtenissen te weeg brachten. Een overweging van Leo de Jong o.p.
Eerste lezing: Jesaja 50, 4-7.
Tweede lezing: Marcus 14, 1-11.
Iedere gelovige Jood wist bij de intocht van Jezus in Jeruzalem ogenblikkelijk, waar dit naar verwees. Meer dan duizend jaar eerder was koning David oud geworden en zijn krachten waren afgenomen. Er ontstonden opstanden tegen zijn regering en met name een van zijn zonen, Adonia, probeerde de macht te grijpen. Hij was een oorlogszuchtig en gevaarlijk man en verzamelde paarden en wagens, de tanks uit die dagen, om de macht over te nemen.
Maar aanvankelijk deed de zwak geworden David niets tegen deze staatsgreep. Totdat hij door zijn vrouw Batseba uit zijn psychische verlamming werd gewekt. Hij schrok op, liet zijn zoon Salomo – wiens naam niet voor niets Vorst-van-vrede betekent – tot koning-opvolger zalven en liet hem op de rug van zijn eigen oude lastdier, een ezel, door Jeruzalem voeren. De bevolking begreep ogenblikkelijk de aanwijzing: kies je voor macht en oorlog of voor verzoening en vrede? En massaal kozen zij de zijde van Salomo (1 Koningen, 1, 5-40).
U hoort het: met de intocht in Jeruzalem deed Jezus van Nazareth, wat David met Salomo liet doen. Jezus stelde de bevolking voor de keuze: Kies je voor mij als vredesvorst, of blijf je de tegenwoordige Godsdienstige en politieke machten nalopen?
Het volk koos massaal voor de vorst-van-vrede en riep daarom niet voor niets: Geprezen het komende koninkrijk van onze vader David (Marcus 11,10).
Uit de rijkgeschakeerde geschiedenis van het Eerste Testament kozen de inwoners van Jeruzalem voor de vredesboodschap! Maar u kunt zich ook de woede van de machthebbers voorstellen! Vanaf dat moment vonden zij, dat Jezus nu echt moest sterven, want hij werd hen veel te gevaarlijk.
De zalving van het hoofd door een vrouw werd al snel de zalving van Jezus’ voeten door een zondares…
Een paar dagen later volgde de tweede dramatische gebeurtenis. Jezus is bij een bevriende familie op bezoek, als een onbekende vrouw binnenkomt met een flesje ontzaglijk kostbare nardusbalsum. Zij ging achter Jezus staan en zalfde zijn hoofd – niet zijn voeten! – met de olie. En alweer wist iedere Jood, wat deze daad betekende. Deze vrouw maakte Jezus van Nazareth tot de Gezalfde, de Messias, de Christus! Want dat betekent allemaal hetzelfde.
Zij verklaarde hem tot haar priester en koning, zoals David dat had gedaan bij zijn zoon Salomo! Alweer een zowel politiek als godsdienstig gezien zeer revolutionaire daad. Niet voor niets protesteerden de apostelen heftig! Het was een politiek gevaarlijk optreden, want zij maakte Jezus in het door Romeinen bezette land tot 'kroonprins’.
En bovendien: zou nota bene een vrouw hun Meester tot Messias mogen uitroepen? En dus mogen optreden als een door God gezonden profeet? Het moest niet gekker worden! Bemerkte u, dat Jezus de vrouw krachtdadig in bescherming nam en zelfs zei: Waar ook ter wereld de Blijde Boodschap verkondigd zal worden, zal tevens ter herinnering aan haar verhaald worden, wat zij gedaan heeft (Marcus, 14,9).
Leo Raph. A. de Jong o.p.
Maar helaas moet ik bekennen, dat Jezus zich in dit laatste heeft vergist. Wij hebben haar een beetje weggepoetst uit de herinnering van de kerk… Al in de latere evangelies werd zij een boetvaardige zondares, die de voeten van Jezus zalfde. Veel lager kan je in een mannenkerk niet zakken!
U hoorde dan ook, dat voor Judas nu de maat vol was. Zo’n idioterie – zo’n godsdienstig en politiek krankzinnige weg – kon hij niet langer meer volgen. Hierop ging Judas Iskariot, een van de twaalf, naar de hogepriesters om hem aan hen uit te leveren (Marcus 14,10).
De laatste levensgang van Jezus van Nazareth is aangebroken; zijn uur is gekomen. Zijn enige steun zullen vanaf nu de woorden van zijn geliefde schrijver Jesaja zijn: De Eeuwige staat mij bij… Ik weet, dat ik niet beschaamd zal staan (Jesaja 50,7).
Leo Raph. A. de Jong o.p.