est-Europa is in turbulentie na de brute moord op Charlie Hebdo. Lekendominicaan en theoloog Thijs Caspers verbaast zich over het pleidooi &dat we om alles moeten kunnen lachen’. Maar is de vrijheid van meningsuiting niet meer dan het ventileren van meningen? Ontmoeten we elkaar wel echt, als er niets heilig is?
Thijs Caspers
De beestachtige moorden in Parijs veroorzaakten een schokgolf die nog steeds voortduurt. Veel mensen zijn in het hart geraakt door de gebeurtenissen, omdat er een aanslag is gepleegd op iets wat hun zeer dierbaar is: hun gevoel van vrijheid, het recht op vrije meningsuiting en bovenal hun veiligheid. Het gevoel dat de frontlinie van de jihad zich plotsklaps heeft verlegd naar onze onkwetsbaar geachte Europese steden, heeft veel impact.
Wat mij het meest intrigeert is het gehamer op het recht op vrije meningsuiting, gesymboliseerd door de vele in de lucht gestoken pennen en de eindeloze hoeveelheid zwarte bordjes met daarop in wit geschreven 'Je suis Charlie’.
Als uiting van verdriet en solidariteit met degenen die weerloos de dood vonden, begrijp ik dit volkomen. Maar wat me tot nadenken stemt is de onderstroom in de verbale reactie van veel mensen. Ik ben nog aan het zoeken waar het &m precies in zit, maar misschien komt het goed samen in de reactie van een man die vlak na de gebeurtenissen voor de camera zei: 'De vrijheid van meningsuiting is belangrijk: we moeten toch om alles kunnen lachen’.
Om alles kunnen lachen, helpt ons dat verder? Verbindt dat de collectieve wonden? Ik ben bang van niet. Onze premier liet zich tijdens de demonstratie op De Dam in Amsterdam in soortgelijke bewoordingen uit: 'Laat ons antwoorden door de spot, de satire, de grap over alles en iedereen te koesteren’.
Natuurlijk moeten we de kracht van de lach niet onderschatten. De lach geeft ruimte om te ademen, maakt het ondraaglijke soms dragelijk en het onbespreekbare soms bespreekbaar. Maar hier verschijnt de lach niet als ruimtegevend, maar als een middel om het waardevolle af te vlakken. De lach als middel om alles wat mensen dierbaar kan zijn, in religieus of ander opzicht, terug te brengen tot iets waar om gelachen 'moet kunnen worden’.
Maar als wij om alles lachen, is er dan eigenlijk nog wel iets heilig of écht de moeite waard om voor te gaan staan? Staan wij dan niet in een wereld waarin wij alles hebben gerelativeerd? Een nihilistische samenleving waarin er slechts meningen zijn en wij dingen zeggen en doen 'omdat het kan’? Ontslaan wij ons dan niet van de plicht daadwerkelijk te luisteren en stil te staan bij wat de ander ons te vertellen heeft, bij wat de ander als waardevol en als heilig beschouwt?
Ik zou zeggen dat wij in zo’n wereld het gesprek terugbrengen tot een monoloog van individuen die hun mening ventileren. Meningen die in scherpte over elkaar heen vallen en waarbij we de kunst van het luisteren verleren. Een serie monologen zonder gesprek.
Maar wat moeten we dan doen? Hoe kunnen wij uit de gebeurtenissen in Parijs en onze collectieve verontwaardiging iets halen wat ons verder kan brengen? Misschien is de vrijheid van meningsuiting er wel het meest bij gebaat als wij het heilige weer een plek durven te geven in onze cultuur en te zien op wat voor wijze wijzelf daarbij een vruchtbare rol zouden kunnen spelen.
Voor mij heeft dat te maken met de manier waarop Jezus een perspectief opende van hoop, liefde, overvloed en nieuw begin: dat wij een sprankeling van de liefde kunnen belichamen, in een maatschappelijk debat dat zo hard van toon is. Dat wij iets zichtbaar kunnen maken van 'licht dat onstuitbaar doordringt in mensen’, waarbij wij elkaars angsten durven te zien, in onze zoektocht naar gemeenschappelijke grond.
*
Ontleend aan de overweging van Thijs Caspers in de Studentenkerk van Nijmegen, op 18 januari 2015.