ert Robben (1930) studeerde poimeniek (preekkunde) in Rome, gaf les en was pastor in Nijmegen en Tiel. Ook was hij lang verantwoordelijk voor het preektijdschrift Kerugma. Een gesprek in de serie ontmoetingen, door Ben Vocking en Wil Vermeulen.
Bert Robben o.p.
Bert Robben werd dominicaan zoals zovelen: hij groeide op in een dominicaanse parochie (in Schiedam), waar hij misdienaar was. ‘Ik vond dat prachtig, die liturgie, de preken en zoals die medebroeders met elkaar omgingen.’ En dus ging hij naar Nijmegen, waar het kleinseminarie was. Het was 1943, het Dominicuscollege was gevorderd door de Duitsers, de leerlingen woonden elders in de stad.
Na het bombardement van 22 februari 1944 gingen de jonge leerlingen naar Drunen in Brabant, en daarna naar huis. Pas in augustus 1945 werd de opleiding voortgezet. Robben maakte de Hongerwinter mee in Schiedam. ‘Een moeilijk jaar, maar ik ben er goed doorgekomen’, zegt hij.
Van daaruit volgde Robben het geijkte pad: noviciaat in Huissen (1950), filosofie in Zwolle en theologie in Nijmegen. ‘Dat heb ik met veel plezier gedaan’, vertelt hij. ‘Ik had veel contacten met de medebroeders, kon goed studeren en was ijverig’. Met drie medebroeders werd hij gevraagd verder te studeren en te promoveren: Jan Willemse bij exegeet Grossouw, Joop van Dijk als moraaltheoloog bij Hans Küng, en met John Kuhlmann, die kerkelijk recht ging studeren, reisde Bert Robben naar Rome, om zich te specialiseren in pastoraaltheologie.
‘Dat was geweldig, ook de reis erheen en terug. Wij gingen met de trein en bezochten alle dominicaanse plekken tussen hier en Rome. Wij kwamen in 1958 in Rome aan, toen paus Pius XII stierf. De eerste keer dat ik in de Sint Pieter kwam, lag zijn lichaam er opgebaard. Ik ben ook bij de uitvaart geweest en bij de keuze van Johannes XXIII, bij de wachtenden op het Sint-Pietersplein.’
‘Ik heb twee fijne jaren gehad in Rome. We hadden veel contacten, met name met Amerikaanse medebroeders, bij wie we vaak ’s avonds nog wat dronken. Studeren deed ik vaak ’s avonds laat, we woonden in het Angelicum, de dominicaanse universiteit. We maakten veel wandelingen, want we zeiden: “Studeren kun je overal, maar Rome zien kun je alleen in Rome”.’
‘We liepen altijd in habijt en mantel, dat was toen heel gewoon. We kwamen ook vaak in de Santa Sabina (de kerk bij het “hoofdkwartier” van de Orde, red.). Ik herinner mij dat Johannes XXIII invoerde dat de statiekerken weer bezocht werden in de Vasten. De eerste kerk op Aswoensdag was de Santa Sabina. John en ik liepen als deel van een koortje vóór de paus uit te zingen, dat gaat nu heel anders.’
Studeren ging in het Latijn, in die jaren. De studenten moesten ook in het Latijn kunnen spreken en lesgeven, en Bert Robben schreef zelfs zijn dissertatie in het Latijn. Robben: ‘Mijn studie ging over het theologisch fundament van de prediking. Ik heb er ook iets van Schillebeeckx bij gebruikt, hij was net hoogleraar geworden in Nijmegen en zijn boek De sacramentele heilseconomie werd met veel belangstelling gelezen.’
Maar niet in Rome. In zijn eerste jaar probeerde Robben veel moderne inzichten op te nemen en haalde hij veel zesjes. ‘Piet Duncker, die exegese gaf, zei: “Bert, van de Nederlandse confraters is bekend dat ze allemaal achten halen, geen zesjes. Je moet je niet teveel laten beïnvloeden door Schillebeeckx en door al die moderne mensen. Je moet je gewoon houden aan Thomas”. Dat heb ik het jaar daarna gedaan, en ik had allemaal achtjes. Als je je maar hield aan de stijl van Thomas!’
Bert Robben kwam terug in Nederland, gaf korte tijd les op het Albertinum, maar wilde graag het pastorale werk in. Als 34-jarige (in 1965) werd hij pastoor in Schiedam, waar een nieuwe wijk werd gebouwd en een nieuwe kerk, en gaf hij les op een huishoudschool. ‘Heel heftige jaren’, zegt hij.
In 1969 wilde het kapittel (de vierjaarlijkse vergadering van de Nederlandse dominicanen) provinciaal overste Van Waesberge voor een derde termijn hebben. Er werd gekozen voor een bijzondere oplossing: de provinciaal kreeg twee co-provinciaals naast zich: Martin Vijverberg en Bert Robben. De gedeelde verantwoordelijkheid riep veel vragen op in Rome, bij de generaal overste. Maar het voorbeeld vond her en der navolging: ‘Eén man aan de top, maar er werd geen enkele belangrijke beslissing genomen zonder overleg met ons beiden’.
Robben was vier jaar c-provinciaal onder Van Waesberge en daarna nog vier jaar onder Martin Vijverberg, samen met John Kuhlmann.Een van zijn taken was ‘een soort minister van buitenlandse zaken’ zijn, door contact te houden met de Nederlandse dominicanen op de Antillen, in Puerto Rico, Peru en Zuid-Afrika. ‘Ook daaraan heb ik mooie herinneringen’, zegt hij. ‘In die acht jaar als co-provinciaal heb ik heel wat van de wereld gezien. Aan het einde kreeg ik nog een reis naar de Antillen cadeau van de toenmalige vicaris. Toen heb ik ook Peru nogmaals bezocht.’
In 1978 werd Bert Robben de opvolger van Harrie Salemans als pastoor van de Dominicuskerk in Nijmegen, waar hij al veel kwam, vanwege zijn vriendschap met Harrie en met Nol Hogema. In 1987 stapte hij over naar Tiel, waar hij uiteindelijk de laatste dominicaan is gebleken: van vijf dominicanen in 1987 was er in 1992 nog maar één over.
In 1997 is de parochie teruggegeven aan het bisdom. Robben werd erg ziek in die jaren, met migraineaanvallen door spanningen op het werk. Hij deed er ook het hoofdredacteurschap bij van het preektijdschrift Kerugma. ‘Ik had ontzettend zwaar werk, dat heeft mij veel gekost’, zegt hij. Pas in 2007, bij de 50ste jaargang, is Robben gestopt met Kerugma. Hij droeg het werk over aan redacteur Jan Engelen.
Robben is in Tiel blijven wonen en heeft steeds wat freelance werk gedaan. ‘Tot voor kort was dat behoorlijk veel, maar omdat ik nu wat moeite heb met mijn benen door artrose, heb ik op doktersadvies besloten om niet teveel hooi op mijn vork te nemen.’ Hij woont nu met veel genoegen in het appartementencomplex De Vier Gravinnen in Tiel.
*
Dit is een ingekorte en bewerkte versie van het interview dat Ben Vocking en Wil Vermeulen maakten voor het papieren Bulletin van de provincie.
Eerder verschenen in deze serie gesprekken met:
Joop Schaeffer
Harry Penninx
Jan Wenting
Gijs Goes
Herman Scholten
Kees Brakkee
Jacques van der Lee
Jan Boks
Gerard Oostvogel
Klik hier voor meer informatie over preektijdschrift Kerugma