21 Oktober 2014

'Liever sterven dan je leven verliezen'

Ga naar overzicht

Deel op:

ie handgeschreven zin vond men in de nalatenschap van de Braziliaanse dominicaan Tito de Alencar Lima, die in 1974, 28 jaar oud, uit het leven stapte. Een portret door Jos Smeets o.p.

Dit is de ingekorte versie van een portret door de Vlaamse dominicaan Jos Smeets in het tijdschrift Dominicaans Leven.

Tito de Alencar Lima

In maart 1964 pleegden Braziliaanse militairen een staatsgreep, gevolgd door een verschrikkelijke dictatuur. Tegenstanders van het regime werden opgepakt, gefolterd en vermoord.

Uitgedaagd door de gebeurtenissen en geïnspireerd door het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965), de bisschoppenconferentie van Medellín (1968) en de bevrijdingstheologie was een groep jonge Braziliaanse dominicanen betrokken geraakt bij humanitaire acties van het verzet.

De dominicanen hielpen mensen die door de militairen gezocht werden het land uit te smokkelen. Zij stonden ook in verbinding met de communistische leider Carlos Marighella, voor wie zij eveneens opdrachten uitvoerden.

Bisschoppen als Helder Camara en de latere kardinaal Arns (São Paulo) en ook de Braziliaanse Provinciaal van de dominicanen brachten begrip op voor hun inzet en namen het, toen zij in de gevangenis belandden, voor hen op.

Ook de magister van de Orde was betrokken. Zijn assistenten woonden het proces van hun medebroeders bij en gaven de gevangenen een exemplaar van het boek van Gustavo Gutiérrez, waarin voor het eerst de term 'bevrijdingstheologie’ werd gebruikt.

Frei (broeder) Tito was de jongste van elf kinderen. Hij kwam uit het noordelijke Fortaleza, de stad van de 'rode bisschop’ Helder Camara. Vóór zijn intrede in de dominicanerorde (1966), was hij nationaal voorzitter van de Jonge Katholieke Studenten (JEC).

De film &Baptism of Blood’ uit 2006 vertelt het verhaal van dominicanen Tito en Betto in de dictatuur Brazilië. Klik voor meer informatie.

Toen in 1968 een verboden nationaal congres van de JEC plaatsvond, werd Tito dagenlang gemarteld in opdracht van de wrede communistenjager commissaris Fleury. Tito gaf geen krimp en noemde geen namen, maar vreesde de folteringen niet langer vol te houden. Hij deed een zelfmoordpoging met een geslepen conservenblik.

Tito: 'Het was maar door mijn leven te geven, zo dacht ik, dat dit mogelijk zou zijn. Omdat er in mijn cel een Nieuw Testament lag, las ik het lijdensverhaal volgens Matteu?s. De Vader had het offer van de Zoon gee?ist als een bewijs van Zijn liefde voor de mensen. Ik viel flauw in een golf van pijn en geloof.’

Zijn zelfmoordpoging mislukte. En na zijn ontslag uit het ziekenhuis gingen de folteringen gewoon door.

In 1970 werd Tito in een ruil vrijgelaten en naar het Chili van Allende verbannen. 'Dit is de vrijheid niet’, zei hij, want hij moest alle banden met Brazilië verbreken.

Tito zwierf langs dominicaanse kloosters in Rome, Parijs en Lyon. Ondanks de rustige omgeving en de psychiatrische begeleiding blijft Fleury hem als in een nachtmerrie achtervolgen. Zijn vriend, de Franse dominicaan Xavier Plassat getuigt: 'De dag van de staatsgreep tegen Allende in Chili ging Tito in de tuin van het klooster onder een boom zitten en weigerde nog binnen te komen. Commissaris Fleury verbood het hem, zei hij. Hij kwam hem opzoeken en als hij weigerde zich over te geven zou zijn familie gefolterd worden.

Tito’s gekwelde geest blijkt niet tot rust te brengen. In augustus 1974 verhangt hij zich aan een boom, slechts 28 jaar oud. Hij schrijft: 'Aan de andere kant van het leven zal ik de eenheid met mijn leven, die ik verloren was, terugvinden.’

Tito krijgt een eenvoudig graf op de dominicaanse begraafplaats van l’Arbrelle (Lyon). In 1979 verlenen de militairen alle politieke bannelingen amnestie. Vier jaar later wordt het lichaam van Tito naar zijn geboorteland overgevlogen en na massaal bijgewoonde kerkdiensten in Sa?o Paulo en Fortaleza, in die laatste stad (zijn geboorteplaats) begraven.

Op de vraag wat Frei Tito voor hem, zijn medebroeder en medegevangene, en voor het Braziliaanse volk betekent, antwoordt Frei Betto, die eveneens jarenlang gevangen zat: 'Tito is een martelaar, een heilige. Veel mensen vereren hem als iemand voor wie je God moet danken. Voor mij is hij niet alleen een broer, een compan?ero, met wie ik heb samengewerkt in de katholieke studentenbeweging en met wie ik later in de dominicanerorde ben opgetrokken. Ik voel me verplicht de strijd van Tito verder te zetten. Zijn dood geeft mij kracht bij mijn inzet voor de bevrijding van mijn volk en voor meer eenheid in de Kerk.’

Jos Smeets, o.p.