02 Juli 2014

'Je hebt dit nu eenmaal op je dak gekregen'

Ga naar overzicht

Deel op:

arry Penninx (1931) werd, groen als gras, naar Zuid-Afrika gestuurd. Na een moeilijke start had hij het er 'heel fijn. Alleen die Apartheidssituatie! Mandela kwam pas op het eind, toen had ik er al veertig jaar op zitten.’ Een gesprek in de serie ontmoetingen, door Ben Vocking en Wil Vermeulen.

Harry Penninx (momenteel is hij prior in Berg en Dal) met een rubber kogel: souvenir van de Apartheid.

Harry wilde van kleins af aan graag priester worden. Via de Latijnse School van de norbertijnen ging hij met een aantal klasgenoten naar de vieringen van de Goede Week in het Albertinum in Nijmegen. ‘Het koorgebed en de rest spraken mij aan’, zegt hij.

Na zijn opleiding moest hij naar Zuid-Afrika. ‘Ik was zo groen als gras. Ik had van de wereld eigenlijk nooit iets gezien’, zegt hij. ‘Met een boot die op Sinterklaas in Amsterdam aankwam’ is hij vertrokken, in 1959. ‘Toen ik in IJmuiden de sluizen achter mij liet, werd ik zo zeeziek als wat, tot aan Las Palmas.’

De ontvangst in die onbekende wereld was vreemd: Harry werd in Kaapstad opgewacht door een dominicaan, die hem op de trein naar Stellenbosch zette. Daar moest hij maar een taxi nemen. Het was 23 december en hij belandde in een klooster dat, vanwege de kerstvakantie, zo goed als leeg was. Na oudjaar reisde hij naar Welkom, waar Nederlandse medebroeders zaten.

Het was geen gemakkelijke periode, erkent hij. Maar ‘het was onderdeel van alles: je hebt dat nu eenmaal op je dak gekregen, en je moet er iets van zien te maken. De mensen waren vriendelijk, maar ik zat in een totaal vreemde cultuur.’

Harry Penninx leerde Sesotho spreken en werkte als pastor in diverse parochies. Daarna werkte hij elf jaar in Sasolburg. ‘Daar was een olieraffinaderij, die synthetische olie maakte uit steenkolen. Er waren veel Nederlanders en Duitsers; het was eigenlijk een Duitse uitvinding om van die steenkool benzine te maken. Er was een” blanke” en een “zwarte” parochie; ik deed de zwarte en Van der Meer was pastoor in de blanke parochie.’

Je mocht niet bij de zwarten wonen?

Harry Penninx in Zuid-Afrika‘Nee, dat mocht niet vanwege de Apartheid. Zwarten mochten niet in een blank dorp wonen, blanken niet in een zwart dorp. Je mocht ook niet door dezelfde deur een winkel in en werd teruggestuurd als je het probeerde. Midden in de winkel was een afrastering. Ook samen naar de bioscoop of zelfs samen een kop koffie gaan drinken mocht niet.’

Hoe heb je dat ervaren?

‘Dat is iets waar je nooit overheen komt; dat is onmenselijk.’

Maar in de zwarte parochie kon je wel met mensen praten?

‘Ja, dat kon wel, maar op sommige plekken maakten ze het heel moeilijk om bijvoorbeeld bij de mensen op bezoek te gaan. Als ik in een buitenpost een zieke moest bezoeken, joegen de boeren me weg. Soms werd ik met een geweer van het erf gejaagd. “Maak dat wegkom of EK skiet”.’

Ging je nog wel eens terug naar Nederland?

‘Na zes jaren. Toen ze me van het vliegveld kwamen afhalen, kende ik de meesten niet. Mijn moeder was intussen overleden. Het contact was heel moeilijk vanuit Zuid-Afrika. Je kon daar wel bellen, maar de telefoon was heel moeilijk. Toen mijn vader overleden is, hoorde ik pas na de begrafenis dat hij dood was.
Ik had intussen heel goed Sesotho geleerd en kon goed met de zwarten spreken. Ik kende veel gezegdes en oude Basotho-gebruiken. Zij hadden bijvoorbeeld de gewoonte om mensen die niet bij een begrafenis konden zijn, een maand later bij het graf te verzamelen. Dan raapten die mensen allemaal steentjes op, onderweg naar de begraafplaats, en die legden ze op het graf, als teken van hun deelname aan de begrafenis.
Het was uiteindelijk heel fijn om daar te zijn. Alleen die Apartheidssituatie! Mandela kwam pas op het eind, toen had ik er al veertig jaar op zitten.’

 Je hebt dus alles aan den lijve ondervonden?

‘Ik moest een keer mee naar het magistraatskantoor, een lokale rechtbank. Ik had een gevangene opgezocht in het ziekenhuis, zonder verlof, en moest me verantwoorden bij de rechter. Ik zei: “Het is mijn taak om zieken te bezoeken”. Maar goed: ik kwam dus bij die mensen op bezoek, en zij kwamen bij mij.’

Na vijftig jaar kwam Nederland weer in zicht. Hoe vond je het om terug te komen?

‘Tja. Het argument was: je wordt wat ouder. Ik had gezien dat mensen die daar oud of ziek werden vereenzaamden. Dat wilde ik mijzelf niet aandoen. En ik heb nog steeds contact met de mensen in Zuid-Afrika.

Met Ben Vocking o.p.

Hier kwam ik in een vreemde wereld terecht. Ik heb dat wel moeilijk gevonden. Ik mis nog wel het spontane. Ondanks de armoede is er die blijheid die altijd van die mensen afstraalt. Hoe kunnen ze in hun situatie zo positief en zo levendig leven? Dat mis ik hier wel een beetje. Je hoort hier alsmaar over regeltjes, dit mag niet en dat mag niet, en dan denk ik: wij zaten daar gelukkig toch veel verder van Rome!’

*

Dit is een ingekorte versie van het interview dat dominicaan Ben Vocking en lekendominicaan Wil Vermeulen met Harry Penninx maakten voor het papieren Bulletin van de provincie, dat naar broeders en familieleden wordt gestuurd.