e eucharistie – het teken van het brood – is een nieuwe weg, die zo belangrijk is, dat we 'm steeds vergeten.
Alle levende wezens kennen drie wegen om te reageren op dreiging: vechten, vluchten of bevriezen. Het meesterlijke van de eucharistie is dat Jezus ons een vierde weg biedt: midden in de dreiging van marteling en dood gaat hij aan tafel met zijn vrienden, neemt brood en wijn, dankt ervoor, zegent het en deelt zichzelf uit. ‘Doet dit om mij te gedenken.’
Wat een ongelofelijk intiem gebaar.
Het kernsacrament van het christendom – doet dit om mij te gedenken – is niet het brood op zich. Dat is een teken dat herinnert aan een levenshouding: niet vechten, niet vluchten, niet bevriezen, maar danken en delen. Het teken is letterlijk de her-innering.
Dit teken is – laat ik het voorzichtig uitdrukken – magistraal, subliem, en blijvend fascinerend. En waarom?
Brood is in ons deel van de wereld het meest alledaagse wat er is (in Azië zouden ze rijst moeten gebruiken in de eucharistie, in Afrika en Zuid-Amerika maïsmeel). En dat meest alledaagse wordt geheiligd als je dankt en deelt en eet. Het is als het ware de incarnatie in simpele vorm: het brood, dat ‘lichaam van Christus’ wordt genoemd, gaat je lichaam in. Het wordt verteerd en opgenomen in wie je al bent: schepsel en kind van God.
Nu leven wij in een wereld van of-of. Maar: het sacrament is het teken van en-en. Heilig en werelds, geestelijk en stoffelijk. Het christendom zelf is in de kern steeds en-en: God en mens. Koning en dienaar. Macht en kwetsbaarheid. Het wapen: dat is vergeving. En de liefde waar we naar verlangen? Die is altijd al gegeven.
En dat is zo belangrijk, dat we het steeds weer vergeten.
Deel van de overweging van journalist en theoloog Arjan Broers in de Dominicus in Amsterdam, op 22 juni 2014: Sacramentszondag.