Wij weten nog minder van God dan een mier van het British Museum’. Onder die kop publiceert het KNR-Bulletin deze week een interview met René Dinklo, de jongste der dominicanen in Nederland, en dit jaar gekozen tot provinciaal overste.
René Dinklo o.p.
door Will van de Ven
De zorg voor de oudere confraters vormt een belangrijk deel van het takenpakket van de onlangs tot provinciaal overste gekozen René Dinklo o.p. Weliswaar is hij de jongste dominicaan van de orde in Nederland, maar hij voelt er niet voor om straks het licht uit te doen.
Overdragen
René Dinklo is geboren in Sittard en groeide op in de buurt van Deventer. Hij wilde graag docent worden, maar staakte de lerarenopleiding vanwege de slechte beroepsperspectieven. Vervolgens koos hij voor de economisch-juridische richting aan de HEAO en werkte daarna als ambtenaar in de gemeentes Ubbergen en Coevorden.
Reeds vanaf zijn kindertijd was René gelovig actief in de parochiegemeenschap, maar vond geen bedding voor zijn bijzondere religieuze belangstelling. Hij wilde geen diocesaan priester worden en geen monnik. Een boekje met gastenverblijven leidde hem circa twintig jaar geleden naar het Dominicanenklooster in Huissen.
Die vorm van kloosterleven sprak hem aan. Geleidelijk vielen de puzzelstukjes op hun plek, zodat hij na waardevolle gesprekken met Henk Jongerius o.p. enkele maanden later als postulant in Huissen ging wonen. Eén zin uit een boek van prof. Barendse over Thomas van Aquino bleef hem bij: &Gelijk het beter is te verlichten dan alleen te lichten, zo is het ook beter het gecontempleerde aan anderen mee te delen dan enkel te contempleren’.
Dragen en gedragen worden
René studeerde theologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en verhuisde naar het dominicanenklooster te Zwolle. Hij werd door mgr. Gerard de Korte tot priester gewijd en was zeven jaar als rector aan de dominicanenkerk verbonden. Vanwege zijn deskundigheid maakte hij 12 jaar lang deel uit van de financieel economische adviesraad van de Nederlandse provincie van de dominicanen. René Dinklo verblijft het grootste deel van de werkweek in het provincialaat in Berg en Dal, maar brengt de weekeinden doorgaans in Zwolle door.
Nederland is de provincie met de hoogste gemiddelde leeftijd van de broeders ter wereld. Dinklo: &De Nederlandse dominicanen zijn eigenzinnig en houden zich niet aan de KASKI-prognoses van de jaren 90 van de vorige eeuw; ze worden ouder dan destijds voorzien. Onze broedercommuniteiten functioneren hierdoor langer dan verwacht, maar de vrees bestaat dat ineens de rek eruit zal zijn. Het is een punt van zorg hoe dat op te vangen.’
Dominicanenklooster Zwolle, waar René in de weekeinden woont.
Individualiteit
&De provincie telt nu 61 dominicanen, 59 van hen leven in Nederland, met een gemiddelde leeftijd van ruim 75 jaar. In mijn medebroeders waardeer ik hun sensitiviteit voor de juiste verhouding tussen afstand en nabijheid, dat wil zeggen dat je veel kunt delen en dat je je gedragen weet. Enige onderlinge afstandelijkheid creëert ruimte om met respect om te gaan met elkaars verschillen en om eigen talenten en interesses te kunnen ontplooien, hetzij in het prediken, hetzij anderszins.’
&Zo heb ik me in Zwolle aangesloten bij een Lion’s club, omdat ik niet altijd in een kerkelijk circuit wil zitten. Op die manier kom je met mensen van verschillende beroepsgroepen in aanraking: een boer, een neuroloog, een CEO, een politicus. Hoe zijn ze bezig? Hoe staan ze in het leven? Een latent gevaar bij dominicanen is dat in het spanningsveld tussen gemeenschapszin en individualiteit het laatste teveel de overhand kan krijgen.’
Toekomst
Een complicerende factor voor de bestuurbaarheid in de Nederlandse provincie is dat er op sleutelposities een dominicaan met priesterwijding moet worden aangesteld, dat geldt dus minstens voor de provinciaal en de prior. René Dinklo: &We moeten roeien met de riemen die we hebben. In onze constituties is geregeld dat een provincie met minder dan veertig dominicanen een lichtere structuur krijgt als vicariaat. Een vicariaat wordt aangehaakt bij een vitale provincie. En indien het vicariaat niet meer zelfstandig kan functioneren, dan gaat zij op in de provincie waarbij ze is aangehaakt.’
&In eerste instantie is aansluiting gezocht bij Teutonia, dat wil zeggen Noord- en Midden-Duitsland, maar daarvoor was er te weinig draagvlak. Vervolgens is gezocht naar andere impulsen voor de Nederlandse provincie. Buitenlandse dominicanen vragen om de Nederlandse communiteiten te versterken is een optie met veel haken en ogen. Het cultuurverschil bemoeilijkt de ingroei van buitenlandse dominicanen bij een bestaande communiteit in Nederland.’
Internationaal huis
&Onze Magister Bruno Cadoré is een groot voorstander van internationale samenwerking. Op zijn verzoek heeft de Nederlandse provincie de Engelse provincie van harte uitgenodigd om een huis in Nederland op te richten. De Nederlandse en de Engelse provincies stelden daarover in samenspraak met het generalaat een memorandum op. Daarin is bepaald dat de Engelse dominicanen tijdens hun kapittel in april 2014 een principebesluit zullen nemen om in Nederland een internationaal huis op te richten. Snel na het definitieve besluit in 2016 kan het dan worden geëffectueerd.’
&De samenwerking met de Britse dominicanen kan heel vruchtbaar uitpakken, omdat we elkaar goed verstaan – de tegenwoordige Nederlandse cultuur is sterk Angelsaksisch gericht – en omdat er een zee tussen beide provincies ligt waardoor de één zich niet direct bedreigd hoeft te voelen door de ander. We streven naar een start in een blanco situatie. Twee Engelse confraters en twee confraters, aangezocht door het generalaat, zoeken een onderkomen in een Nederlandse stad waar recent geen dominicanen hebben gewoond.’
Novicen in Engeland, september 2013, met de Nederlanders Richard en Matthijs (tweede en derde van links).
Novicen
&De samenwerking met de Engelse dominicanen krijgt al geleidelijk vorm door de aanwezigheid van twee jonge Nederlanders in het noviciaat in Cambridge: Richard namens de Engelse en Matthijs namens de Nederlandse provincie. Dit leidt tot regelmatige bezoekjes en contacten over en weer. De Engelse provincie is van oudsher sterk missionair gericht en is – net als wij overigens – geneigd om het verzoek van de magister serieus te nemen. Tijdens het generaal kapittel in augustus 2013 in Kroatië is dat nog eens onderstreept.’
&Het is belangrijk om het vertrouwen te voeden dat ontwikkelingen altijd een positieve wending kunnen nemen. Er is momenteel een novice van 31 jaar en er zijn contacten met meerdere kandidaten. Ik heb geen JA gezegd op mijn keuze tot provinciaal met het idee dat ik straks het licht uit zou doen. We vormen een internationale orde en er is volop beweging op verschillende terreinen. Het noviciaat van Richard en Matthijs, de komst van Amerikaanse dominicanessen uit Nashville naar Sittard volgend jaar en de groei van de lekendominicanen zijn voorzichtige tekens van nieuw dominicaans leven in een oude provincie.’
Continuïteit
&Het project van ons nieuwe huis past ook goed in de viering van het 800-jarig bestaan van onze orde. Het zou jammer zijn om dan uitsluitend terug te blikken op de ontwikkelingen sedert 1216. Er is juist ook veel continuïteit. Daarvan getuigen onder meer: een handzaam boekje van Arjan Broers &Leven met Dominicus’, een eigentijds getuigenis van Holkje van der Veer &Verlangen als antwoord’, een recente Duitse biografie over Dominicus die in 2015 in een Nederlandse vertaling het licht zal zien.’
&Er wordt een preek van Albertus Magnus vertaald die hij in Leeuwarden heeft gehouden en dan zijn er nog de diverse dominicaanse projecten, die met het Dominicaans Platform Nederland (DPN) een toekomstgerichte bestuursvorm hebben. We zijn fier op die projecten: het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving, het cursus- en jongerencentrum van onze kloosters in Zwolle en Huissen, de &Kloostertuin’ in Rotterdam en het Plein van Siena in Amsterdam. Achthonderd jaar dominicanen zal geen nostalgisch feest worden, maar een markeringspunt om even bij stil te staan: hier staan we nu en daar willen we naar toe.’
Zicht op het kerkje van Persingen vanaf de stuwwal bij Berg en Dal.
Het moment grijpen
Gedurende het werkseizoen komt het er nauwelijks van, maar tijdens vakanties leest hij graag en veel, met name recente literatuur, zoals Oek de Jong’s Pier en oceaan. Sinds jaar en dag betekent zomervakantie voor hem een kampeerverblijf gedurende drie weken aan de Kroatische kust, waar hij intens geniet van het buitenleven. Weliswaar reist hij alleen, maar in de stamkroeg van zijn vaste vakantie-adres treft hij mensen met wie hij zijn ervaringen kan delen. Met de moderne communicatiemiddelen is het moeilijk om echt &weg’ te zijn, want met een smartphone of tablet is er de mogelijkheid van regelmatig contact met het thuisfront.
René Dinklo: &Het is voor mij geen straf om provinciale taken uit te oefenen. Ik houd van afwisseling en uitdagingen en ben dus blij met deze nieuwe functie, daarin gesteund door het geschonken vertrouwen van medebroeders. Ik probeer te voorkomen dat ik me over de kop zou werken en ben gezegend met een goede gezondheid. Ik bezoek twee maal per week een sportschool en voorts ben ik wekelijks te vinden in het mooie, spiksplinternieuwe Erica Terpstrabad. Mogelijk krijg ik volgend jaar de beschikking over een mountainbike, daar verheug ik me op.’
&Daarnaast wandel ik graag, bij voorkeur in Zuid-Limburg. Met alle kruisen en kapelletjes in het glooiende landschap ervaar ik daar Gods aanwezigheid. Dat gebeurt me ook hier in het bos, op het hoogste punt van de stuwwal met uitzicht op het kerkje van Persingen. De religieuze aanwezigheid die je ervaart in zo’n oud landschap zorgt ervoor dat een langere wandeling een vorm van gebed kan worden. Juist in een vrij strak werkritme moet je het moment kunnen grijpen, wanneer het zich aandient. Gisteren lukte het om ruimte te maken voor een wandeling in het Reggedal bij Ommen. Dat tilde me helemaal op.’
Dit is de iets ingekorte versie van een artikel van Will van de Ven in het tijdschrift van de Konferentie Nederlandse Religieuzen
Zie ook: