n het Berchmanianum in Nijmegen overleed op donderdag 25 april 20130Peter Dielwart (82), dominicaan en oud-missionaris in Zuid-Afrika. Bij de uitvaart op 2 mei sprak Kees Keijsper o.p. het in memoriam uit.
Peter werd op 17 november 1930 geboren te Rotterdam. Zijn volle namen Petrus Hendricus Josephus Marie had hij gemeen met zijn vader. Zijn moeder was Christina van Kalken. Hij had een oudere zus, Bep geheten.
Peters belangstelling voor de dominicanen is mogelijk gewekt toen de familie in de lagere schoolperiode in Schiedam verbleef en hij als misdienaar in de Singelkerk optrad. Peter volgde de middelbare school in Nijmegen, op het Dominicuscollege. Op 17 september 1952 begon hij het noviciaat in Huissen. Na de professie op 18 september 1953 studeerde hij drie jaar filosofie in Zwolle, en vervolgens theologie in het Albertinum te Nijmegen. Op 25 juli 1959 wijdde bisschop Bekkers van ’s-Hertogenbosch hem priester, in de Dominicuskerk in Nijmegen.
Peters levensverhaal nam een definitieve wending toen hij op 8 maart 1961 benoemd werd voor het provinciaal Vicariaat in Zuid-Afrika. Ondanks zijn bezwaren – hij voelde er niets voor ‘om het Evangelie in vreemde verpakking aan mensen op te dringen’ – vertrok hij per boot naar Kaapstad. Daar begon zijn priesterlijke levensreis van bijna vijftig jaar binnen het bisdom Kroonstad. Eerst leerde hij de taal in het ‘gat’ Lesobeng in Basotholand, waar hij ter paard over het bergterrein naar buitenposten moest. Daarna gaf hij zich van 1962 tot 2009 met hart en ziel aan zijn pastorale taak. Dat gebeurde eerst, met zijn gebrekkige kennis van de Sotho-taal, tegen de stroom op. Maar geleidelijk werd het een tweede natuur, zeker toen alle liturgie in de volkstaal werd gevierd.
Het bisdom Kroonstad is ongeveer zo groot als viervijfde van Nederland. Peter doorkruiste bijna het hele bisdom. Hij begon in de zwarte woonbuurt Maokeng (Kroonstad) en het aangrenzende district. Hij was assistent van de legendarische Jan Jansen in het ruime Kroonstadgebied, daarna in Heilbron (Phiritona) en Koppies, met pater Hans van Gent, tot zijn eerste verlof in Nederland in 1969. Na terugkeer volgde in Odendaalsrus een periode tot 1981. Daar kreeg hij geleidelijk de leiding over de parochies in Hoopstad, Wesselsbron, Allanridge, Odendaalsus zelf en de zwarte woonwijk van Kutloanong, plus de districten met ‘farms’ en de goudmijn-barakken van Freddies en Lorraine. Het bestreek een terrein van meer dan 70 kilometer!
Uiteraard confronteerde dit hem met de structuur van het apartheidsbeleid. Hij kreeg te maken met soms ronduit anti-katholieke blanke boeren met veel zwarte arbeiders, met de willekeur van politie en ambtenaren. Ondanks de langzame omwenteling in het land, bekroond met de nieuwe grondwet en vrije verkiezingen in 1994, bleven zulke spanningen onderhuids in de samenleving aanwezig, tot de dag van vandaag.
Vanaf het begin werden overal kerken gebouwd en of gemeenschapsruimtes voor de groeiende geloofsgemeenschappen. De volkstaal in de liturgie bracht ook de ontwikkeling van catechisten, die de priester bijstonden, de deelname van leken in parochieraden, liturgie en catechese en ook de eerste opleiding van lokale leiders tot gewijde diakens. Kroonstad had daarmee de primeur in Zuid-Afrika en bijna op het hele continent.
In dat proces heeft Peter een niet aflatende rol gespeeld, onder meer door in Sesotho een eindeloze reeks van eigen catechismusboekjes uit te geven, met eigen illustraties. Hij maakte en verspreidde vele gestencilde en later gekopieerde versies van deze boekjes, voor de verschillende liturgische jaren en doelgroepen, van jeugdgroepen tot catechumenen en kandidaten voor sacramenten. Telkens maakte hij nieuwe teksten en tekeningen, verhalend in een eigen stijl: Bijbels en evangelisch. Er waren geen vragen en antwoorden meer, alleen goed nieuws voor de arme mensen in de marge van de maatschappij, in hun eigen taal.
Ondertussen verhuisde Peter in 1981 naar Sasolburg, het centrum van benzine- productie uit laag gegradeerde steenkool. Sasolburg was het pastorale hart van het hele gebied, van Deneysville bij de Vaaldam tot en met Heilbron en Koppies. Daar hoorde ook een van de grootste gevangenissen in het land bij, waar Peter zich inzette voor de katholieke gevangenen, want hij was altijd begaan met de kwetsbare leden van de maatschappij.
Peter bleef daar tot 1991 en ging naar Viljoenskroon. In 1993 verhuisde hij naar Virginia en Meloding. In 1996 was hij er de laatste dominicaan, de parochie werd overgenomen door Nigeriaanse priesters. Van 1996 tot 2006 was hij weer in Viljoenskroon. In die periode kreeg hij te kampen met de eerste grote aanslag op zijn gezondheid; aanhoudende perioden van ziekte met tweemaal opname in ziekenhuis. Het was ook de tijd van de grote aidsepidemie die speciaal Zuid-Afrika teisterde. De verzekering weigerde zijn ziektekosten te vergoeden, want hij moest eerst bewijzen dat hij niet aan aids leed!
Langzaam werd duidelijk, dat Peter verlost moest worden van een voltijdse pastorale taak. Hij werd overgeplaatst naar het dominicaanse huis in Welkom en werd assistent in Motse-Thabong, de zwarte woonstad naast Welkom. Hij ijverde er voor een nieuwe kerk in de nieuwe woonwijk Hanipark, maar dat is niet verder gekomen dan een eerste aanzet. Het is zijn enige nog onvervulde wens gebleven tot vandaag.
Peters gezondheid nam verder af. Na zijn gouden priesterjubileum in 2009 ging hij terug naar Nederland. Nu vond het omgekeerde proces plaats dat zich ontvouwde tijdens zijn benoeming: het was moeilijk voor hem om de medische diagnose te aanvaarden en terug te keren naar zijn geboortegrond en welverdiende rust, in de buurt van zijn familie.
In de drie maanden durende vakantieperiode, die volgde op zijn terugkeer in augustus 2009, herkende hij zijn werkelijke situatie toen hij met kapitalen schreef: ‘De zwarten hebben een spreekwoord dat zegt: DE DOOD ZIT IN DE ZOOM VAN JE KLEED’.
De laatste drie jaar gaven hem wel de kans om contacten te onderhouden met zijn familie. Hij werd veelvuldig behandeld voor Parkinson, aderverkalking in delen van de hersenen, huidkanker en later een heupbreuk, die hem in een rolstoel deed belanden. Gaandeweg kon hij nauwelijks nog verstaanbaar maken.
In 2009 schreef hij: ‘Wanneer onze levensreis op aarde erop zit, hebben we niets aan overtollige bagage’. Hij citeerde paus Johannes XXIII op zijn sterfbed: ‘Waarom wenen jullie zo? Mijn koffertje is gepakt. Ik ben klaar voor de grote reis.’ Vreemd dat hij dit niet op zichzelf toepaste. Of toch?
Peter besloot zijn geschreven Levensreis van Pater Peter Dielwart, na een woord van dank aan alle soorten engelen die hij ontmoette, met ieder GOEDE REIS te wensen. Wij zeggen het nu tot hem, op de Afrikaanse wijze: HAMBA GAHLE NTATE PETER, Ga zachtjes pater Peter.