Kopstukken

Margaretha van Hongarije (1242-1270)

argaretha was een dochter van koning Bela IV en werd aan God opgedragen voor de bevrijding van Hongarije door de Tataren. Ze was een zus van de heilige Cunegonda van Polen en de zalige Helena van Silezië.

Toen Hongarije bevrijd was van de Tataren beloofde de koning, die naar de Adriatische kust was uitgeweken, dat zijn volgende kind aan God zou worden opgedragen. Zo belandde Margaretha op driejarige leeftijd in het klooster van de moniale dominicanessen in Veszprém.

Toen ze twaalf jaar oud was, verhuisde ze naar een klooster van de monialen in Boedapest. Toen haar vader haar wilde uithuwelijken aan koning Ottokar II van Bohemen, weigerde Margaretha resoluut. Ze ontpopte zich als een gedreven religieuze met een diepgaand gebedsleven. Ze deed haar professie in de Orde, die toen nog niet lang bestond, in de handen van magister Humbertus de Romans (magister van 1254-1263).

Margaretha werd in 1943 heilig verklaard door paus Pius XII, ze werd uitgeroepen tot ‘middelares van rust en vrede, gebaseerd op de gerechtigheid en liefde van Christus niet alleen voor haar vaderland maar voor heel de wereld.Een van haar grondregels was: God liefhebben, zichzelf verachten en een ander niet oordelen.’

De koningsdochter is de naamgeefster van het Margit-sziget, een eiland in de Donau in Boedapest, waar ze haar kloosterleven leidde.

Haar feestdag wordt buiten de Orde op 26 januari gevierd, in de Orde op 18 januari.

Afbeelding rechts: Sterfbed van Margareth van Hongarije, door Jozsef Molnár, 1857