anaf de eerste eeuwen na Christus bestond er een verering van de Heer Jezus, Verlosser. In de twaalfde eeuw ontstond in kloosters de hymne Iesu dulcis memoria. Het Tweede Concilie van Lyon (1274) vroeg de dominicanen deze devotie te stimuleren.
&Yeshua’, de naam van Jezus in Hebreeuws schrift, kort na het begin van de jaartelling.
Dat gebeurde onder de begeleiding van de zesde magister van de Orde, Johannes van Vercellis (1264-1283). In de veertiende eeuw bloeide de devotie voor Jezus’ naam op in de prediking, vooral door de zich vernieuwende spiritualiteit van de franciscanen. Met name de dominicaan Henricus Suso (+ 1366) en de franciscaan Bernardinus van Siena (+1344) preekten erover.
In de zestiende eeuw beval paus Pius IV (1559-1565) deze devotie opnieuw aan, nu samen met die van het Rozenkransgebed.
In de liturgie werd de devotie voor de allerheiligste naam van Jezus officieel opgenomen bij de franciscanen (in 1530) en eind 17e eeuw bij de dominicanen. In vermoedelijk 1721 werd het opgenomen in de Romeinse liturgische kalender voor de hele kerk.
Klik hier voor de bijna voltooide dominicaanse heiligenkalender.