div>Bij een begrafenis wordt Sipke Draisma, lekendominicaan en pastor in Friesland, soms eerder als uitvoerder dan als pastor benaderd. Dat is pijnlijk, maar langzaam krijgt hij meer begrip voor het gebrek aan kennis van kerkelijke rituelen en religieuze taal. Toch blijft hij zoeken naar manieren om de dode ook te eren als schepsel van God.
Sipke Draisma is lekendominicaan en pastor in noordwest-Friesland. Deze column verscheen op 28 augustus in het Friesch Dagblad.
Wie ouder wordt, wordt milder. Ik merk het bij mij zelf als er bij het melden van een uitvaart ineens allerlei bijzondere eisen door de familie worden gesteld. Tot voor kort werd ik daar afwisselend bedroefd en boos over en voelde ik me soms in mijn beroepseer aangetast. Vooral als ik domweg als uitvoerder in plaats van als pastor werd benaderd: &Moet u eens even goed luisteren, het is ónze vader die begraven wordt, dus gebeurt de uitvaart op ónze wijze, want tenslotte betalen wíj de rekening’.
Machteloos voelde ik me bij zo’n gebrek aan respect voor de traditie waarvoor ik sta en het gebrek aan vertrouwen in mijn deskundigheid als pastor. Maar langzamerhand krijg ik wat meer begrip voor de houding van de familie, al zal ik nooit wennen aan de toon die af en toe wordt gebezigd.
In veel families is er gewoonweg geen kennis meer van wat er in een kerk gebeurt, wat de zin van kerkelijke rituelen is en hoe religieuze taal klinkt. Dat gebrek aan kennis wordt vervolgens gemaskeerd door te benadrukken dat de uitvaart vooral persoonlijk moet zijn met veel eigen inbreng zodat ik me soms afvraag wie er in de begrafenis centraal staat: de overledene of diens nabestaanden.
Lofuitingen
Begrijp me goed, een begrafenis krijgt inderdaad kleur door de wijze waarop de gestorvene door zijn familie wordt geschetst. Maar dat betekent niet dat daarvoor het kerkelijk erfgoed aan rituelen en teksten opzij moet worden gezet. En 'persoonlijk’ wil al helemaal niet zeggen dat er een eindeloze reeks loftuitingen moet volgen, waarbij het vaak meer over de spreker gaat dan over de overledene.
Ik heb me er inmiddels mee verzoend dat er een grote onbekendheid is met het kerkelijk afscheidsrepertoire. Dat is nu eenmaal zo en daar zal ik weinig aan kunnen veranderen. Bovendien ben ik al lang blij dat er nog steeds voor een kerk gekozen wordt als plaats van afscheid.
Hetzelfde repertoire
In andere delen van het land wordt steeds vaker uitgeweken naar uitvaartcentra waar vervolgens door rituelenbegeleiders de uitvaart wordt geleid met kaarsen, bloemen en rituelen. Kortom: met een plechtigheid die veel lijkt op wat er in de kerken gebeurt, want we delen immers hetzelfde repertoire. Alleen zal de naam God er in de regel minder klinken, al zijn ook daar weer andere omschrijvingen voor beschikbaar als 'het licht’, 'de rust’, 'de bestemming’ en 'het al’.
Wie mij als pastor vraagt, krijgt God erbij, zeg ik daarom meteen tegen degenen die me voor een uitvaart bellen, want daarover mag geen misverstand bestaan. En ik zie het elke keer weer als een grote uitdaging het leven van degene van wie we afscheid nemen in een groter perspectief te plaatsen, namelijk dat we schepselen Gods zijn en dat ons bestaan er toe doet, hoe lang of kort we hier op aarde ook mogen zijn.
Amen.