et is een heftige, om niet te zeggen bizarre bijeenkomst: aswoensdag bij het hek van het Uitzetcentrum Schiphol, waar op 27 oktober 2005 elf gedetineerde vreemdelingen bij een brand opkwamen. Erik Borgman sprak er over Amos, over schuld en over as. Een samenvatting.
Er is een groot probleem van illegale vreemdelingen en criminele mensenhandel, dat weten we allemaal. Dat probleem moet bestreden worden, want als we niets doen raken we door de wanorde overspoeld, dan wordt de situatie onbeheersbaar, dan zal de vreemdelingenhaat onder ons toenemen en dat wil niemand, toch?
De mensen die daar zijn opgesloten, zijn gemaakt tot een deel van een immens en dreigend probleem en daarbij vallen per definitie alle problemen die zij zelf hebben in het niet. Netjes in het niet, mensen opsluiten die niets misdaan hebben, maar we moeten toch wat? Het verdient niet de schoonheidsprijs dat wij proberen onder internationale verdragen uit te komen, maar als straks onze rechtstaat instort, zijn we nog verder van huis. Dit is de logica van dit UitzetCentrum.
Ogen openen
Tegen deze logica protesteert de profeet Amos. Je kunt niet in de naam van het behoud van de rechtstaat het recht van mensen met voeten treden. Je kunt mensen niet bij de poort tegenhouden ter bescherming van de veiligheid, als je ze daarmee in feite aan onveiligheid en willekeur overlevert.
Waarachtig vasten neemt afstand van deze logica en opent de ogen voor de vergeten geschiedenissen van mensen: hun pijn en hun lijden, maar ook hun verlangen en hun hoop. 'Wij hebben onze landen niet met één of meerdere reden verlaten’, schreven de gevangenen vorig jaar in hun brief, &om ons hier door jullie autoriteiten onmenselijk te laten behandelen. Wij kwamen hier juist om bescherming te zoeken, maar blijkbaar hebben jullie geen enig gevoel voor wat we te lijden hebben.’
Vasten maakt jezelf kwetsbaar en maakt het mogelijk om jezelf te herkennen in de kwetsbaarheid van anderen. De afweer en de verdedigingsreflex verteren in het vuur van de compassie.
Mijn schuld
De uitnodiging voor deze bijeenkomst kon ik alleen maar horen als een aansporing mijn eigen concrete schuld onder ogen te zien.
Half december meldden zich bij mij aan de voordeur twee jonge mannen, de ene wit, de ander bruin. Ze droegen alle twee een plastic tas waar zo te zien alles in zat wat ze bezaten. Ze stonden te huiveren in de regen en de wind en in gebroken Engels zei één van hen dat zij een slaapplaats zochten.
Nu woon ik naast het kantoor van de Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht, een stichting die met subsidie van de gemeente vreemdelingen die volgens de geldende regels geen recht hebben op opvang van eerste levensbehoeften voorziet. De medewerkers van de stichting waren echter al naar huis en ik meende niets anders te kunnen doen dan deze jongens wegsturen – de kou in, de regen in.
Klein en groot
Ze waren beleefd, maar ze legden mij met klem nog eens uit dat ze alleen maar een plaats nodig hadden om te slapen. Ik kan jullie niet helpen, zei ik, kom morgen maar terug, hiervoor moet je niet bij mij zijn. Maar wat is dat eigenlijk voor een antwoord?! Als het mijn broers waren geweest had ik ze, als ik niks anders geweten had, desnoods op de bank in de huiskamer laten slapen. En waren zij dan niet mijn broers?
In het klein deed ik wat hier in het groot gebeurt: ik zag niet allereerst concrete mensen met concrete angsten en hoop, ik zag allereerst mensen die een probleem representeren dat ik toch niet op mijn eentje op mijn schouders kon nemen – alsof mij dat gevraagd werd.
De as van aswoensdag is voor mij dit jaar allereerst een teken van hoop. Hoop dat mijn oogkleppen verteren zodat er nieuw zicht ontstaat op het volle leven, van anderen en van mijzelf. Opdat dit leven echt kan aanbreken en ik het kan, wij het kunnen toelaten.
Erik Borgman
Theoloog en lekendominicaan
Zie ook: www.schipholwakes.nl