ijn kleinzoon van vier dacht in onze kerk God wel te vinden. Vol ontzag keek hij, voordat hij de torendeur doorging, naar boven. Daar had hij bij een vorig bezoek zijn oren dichtgehouden voor het harde luiden van de klokken. Eenmaal binnen keek hij rond en wandelde op zijn gemak door de stille kerk naar voren.
Loes Belt
Toen keek hij om.
&Oma, waar is God nou?’
In de Godslamp brandde een piepklein flakkerend lichtje en ineens had ik geen zin te zeggen, dat God in dat kleine kastje zat, dat we tabernakel noemen. Nee, ik had het idee dat ik God daarmee te kort zou doen.
Ik vond het ineens belachelijk te denken, dat wij hem daar gevangen houden. Maar wat zeg je dan?
Vol vertrouwen keken zijn blauwe ogen me aan.
&God is hier, maar hij is onzichtbaar’, zei ik. &Soms kun je voelen dat hij er is.’
Even was hij stil, als of hij aan het voelen was. Hij was tevreden met het antwoord, maar wat hij zich erbij voorstelde weet ik niet.
God weet het.
Loes Belt is lekendominicaan en trotse oma.