p de derde dag in het verhaal wordt er een bruiloft gevierd in Kana. Wie er trouwen staat er niet bij – het gaat over ons. Wij zijn zelf het feestvarken, de bruid. U gelooft toch in God, in degene die naar ons omziet, die naar ons uitziet? Wij geloofden het wel, die almachtige God. Wij hielden ons strikt aan de letter van het verbond, de Thora, maar vertrouwen, dat deden we niet. We verlangden zekerheid; het lijkt op, maar is totaal anders dan vertrouwen. In vertrouwen laat je de ander vrij zich te laten zien zoals hij of zij is.
En de Barmhartige liet zich zien toen wij ons beeld van Hem hadden losgelaten, onze ogen open waren gegaan. Jesaja vond hier de goede woorden voor. Die wij ons voorstelden als de almachtige, laat zich zien in een dienstknecht, die niet roept of schreeuwt.
Haar kracht is zacht, geweldloos, ontwapenend, en daardoor onweerstaanbaar voor wie er oog voor heeft: kinderen vooral, jongeren in hun onzekerheid, en mensen die met vallen en opstaan in hun leven geleerd hebben te vertrouwen, niet alleen met het hoofd, ook met het hart, hun hele wezen.
Als kerk hebben wij van onze omgang met God een wetenschap gemaakt. Nog niet zo lang geleden dachten we dat er buiten de kerk geen heil was.
Deze wetenschap is ontmaskerd. Toch blijven we zingen: Hier wordt een huis voor God gebouwd, hier wordt een tafel aangericht, hier delen wij het levensbrood en worden nieuwe mensen.
Hier delen we ons lief en leed, getekend, soms zelfs gebroken door het leven; hier breken we brood en delen wijn in navolging van Jezus en ervaren, dat we opnieuw getrouwd, vertrouwd worden met de Vader en met elkaar.
In dit gebaar, waarin de oogkleppen van macht en zekerheid die zo verleidelijk zijn wegvallen, laat de levende zich zien als de Barmhartige, een knipoog, een por in je zij. Hiermee zullen we doorgaan, omdat we niet anders kunnen. Het houdt ons vertrouwen wakker.
Fragmenten uit de preek van Theo Koster o.p. in de kloosterkapel van Huissen, op 22 januari 2012.