nderweg naar het achtste eeuwfeest van hun orde, in 2016, bezinnen dominicanen en dominicanessen zich onder meer op het thema 'prediking en cultuur’. Wat wil zeggen: verkondiging moet ingaan op de vragen van onze tijd en geschieden in vormen van onze tijd. Lekendominicaan Karin Bornhijm heeft er ervaring mee:
Onlangs overleed mijn oude tante van 95. Zelf kinderloos was ze gek op haar nichtjes en neefjes. Tegenover anderen kon ze echter behoorlijk hard zijn; ook tegenover gelovige mensen. Want, zo luidde haar gevleugelde uitspraak: &mensen die denken geloven niet en mensen die geloven denken niet.’ Ik heb haar niet verteld dat ik via professie verbonden ben aan de dominicanenorde.
Toch weet ik bijna zeker dat ze mijn kerkelijke en religieuze activiteiten wel vermoedde. Zelf had ze al decennia geleden het geloof de rug toegekeerd, maar naarmate ze ouder werd, werden de levensvragen steeds dringender. De laatste 25 jaar kon ze de zin van het leven niet meer vinden en werd leven een last. Maar fysiek was ze sterk en dus kwam de dood alsmaar niet. Tot eind oktober.
In klein gezelschap van vooral neven en nichten hebben we afscheid genomen. Ik stond – staande in een volle traditie – met lege handen. Want hoe moest het afscheid vorm gegeven worden? Ook onder de nabestaanden was religie geen item. Het werd een korte sobere plechtigheid en dat paste ook wel bij tante. Voor de drie kinderen in basisschoolleeftijd was het in ieder geval een hele ervaring; het was voor hen de eerste uitvaart.
Na alle rituelen zijn we met de hele groep uit eten geweest: het is immers nog maar zelden dat we elkaar treffen! De nabij gelegen pizzeria was intieme en goede plek. Ik had een groot genoegen om bij de drie kinderen te zitten. Zij spijkerden me bij over de spelletjes op de Nintendo DS-i en over hoe het op de basisschool ging.
Vooral het negenjarig achterachterneefje kwebbelde de oren van het hoofd. &Die mevrouw in de streepjestrui moest huilen’ zei hij ineens vanuit het niets. Ik bevestigde zijn waarneming; ik had bij het troosten met haar meegehuild. &Waarom huilde ze?’ vroeg hij verder en ik vertelde hem hoe zeer je iemand kan missen die dood is: je kunt hem of haar niet meer aanraken, spreken of horen zoals je dat altijd gewend was. Ik dacht nog bij mezelf: laat ik het christelijke gedachtegoed over een leven na de dood nog maar even niet ter sprake brengen. Hij polste nog eens verder over wat dood betekent en hoe oud je bent als je dood gaat. Voorzichtig beantwoordde ik zijn vragen, niet wetend wat hij wel en niet wist en of wat zijn ouders hem graag zouden willen meegeven.
Nadenkend at hij het laatste stuk pizza en vroeg &Is tante nu op weg naar omhoog?’ Verrast keek ik hem aan en na een korte blik op zijn vader zei ik nadenkend: &Jaha…., ik geloof wel dat ze op weg is naar de hemel’ &Huh?’ reageerde hij verbaasd, &Op weg naar de Hema?’ Zijn vader en ik schoten in de lach en riepen in koor: &Nee, de hemel!’ Ons gesprek werd verstoord door de serveerster, die kwam afruimen en die vroeg of alles gesmaakt had. Het vervolggesprek zal voor zijn vader zijn…….