04 November 2011

God. Vrachtwagentje. Dorp-in-de-verte

Ga naar overzicht

Deel op:

Over God kan je niet echt spreken’, zeiden de geleerden, 'want Hij/Zij is de Grote Onbekende, het Mysterie’. Toch doen we het, en dat is maar goed ook, vindt Leo de Jong o.p. Een pleidooi om elkaar metaforen te bezorgen, als liefdeswoordjes aan de verre Geliefde.

‘Over God kan je niet echt spreken’, zeiden de geleerden mij, ‘want Hij/Zij is de Grote Onbekende, het Mysterie. Ieder woord over God is eigenlijk fout, want dat woord stamt uit onze wereld en niet uit die van God’. En tot zover kon ik de geleerden begrijpen.
Maar wat ik niet begreep is, dat wij zoveel woorden gebruiken voor dat Onnoembare. We geloven, bidden en vieren wat af! Wij kletsen wat af over Datgene, waarvan we dus weten, dat we het niet-weten. We fabriceren zelfs geloofsbelijdenissen, geboden en dogma’s! ‘Zo moet je het zeggen, want anders zit je fout!’.
Wat is al dat spreken dan waard? Slaat het ergens op? Of is het één grote projectie van onze woorden, begrippen en ideeën tegen de horizon van het niet-weten?

Metaforen
‘Nou’, zeiden de geleerden, ‘dat zit zo! We gebruiken deze woorden als metaforen’. Dat was een moeilijk woord en ik probeerde het te begrijpen. ‘Metaforen zijn woorden, die het één zeggen, maar iets anders aanduiden. Je noemt God bij voorbeeld vader, niet omdat Hij getrouwd is met je moeder, maar omdat Hij op Zijn onbekende manier lijkt op onze vader. Begrijp je?’
Ik zei: ‘Ja’, maar dacht: ‘nou, niet echt! Ik volg die redenering, maar wat schiet ik daarmee op?! Worden de woorden van mijn bidden nou ineens wel wáár? Of blijf ik in de lucht zitten kletsen met woorden, die feitelijk nergens op slaan? Want bij God! Er staat dan toch niet, wat er staat!’
Toen kwamen er twee gebeurtenissen in mijn leven, die zorgden dat ik zeggen kon: ‘Oh, bedoelen jullie dát?’


T-shirt met een tekst van Meister Eckhart, vertaald: ‘Als de ziel iets wil ervaren gooit ze een beeld van de ervaring voor zich uit en stapt haar eigen beeld binnen’. Te bestellen via deze link.

Eckharts Ein-Öde
Zevenhonderd jaar geleden smeedde een collega-dominicaan, Meister Eckhart o.p., een nieuw Duits woord. Hij noemde die mysterieuze en onkenbare God: Ein-Öde. Öde betekent: leeg, lege vlakte, woestijn, oningevuld duister, onbereikbaar voor ons begrijpen.
En met en in die Öde zijn wij ein; zitten we allemaal. Want we weten maar al te goed, dat er veel méér is, dan wij denken te weten. We kennen onszelf amper, laat staan dat wij de anderen of het andere kennen.
In die lege ruimte, of ruime leegte van het niet-weten zijn we allemaal één, zoals veel kleine tentjes toch deel uitmaken van de grote vlakte, waarin ze staan. Ook al houd ik mijn tentflappen stijf dicht, zodat ik die lege ruimte – of ruime leegte – in en rondom mij niet zie, ze is er en sluit mij in. Ik ben zelf een deeltje van die vlakte; van dat niet-wetende weten.

Griekse vrachtwagentjes
En toen zag ik op een Grieks eiland de kleine vrachtwagentjes, die allerlei goederen van het ene dorp naar het andere brachten, in de verwachting, dat daar vraag naar was. En achter op die vrachtwagentjes stond met grote letters geschreven: Metaphora. Want zo heten die karretjes in het Grieks.
En er ging mij een licht op.
Dus zo gaat het, als wij spreken over het Onnoembare, over God! We nemen de mooiste, liefste, ontroerendste, meest humane woorden, die wij in ons dorp kennen, en leggen die in een vrachtwagentje. Die sturen we dan op pad in de hoop, dat er in dat andere dorp, heel ver weg, vraag naar is. En woorden, die ons tegenwoordig minder lief en minder humaan in de oren klinken, mogen we dus uit de karretjes halen, ook al werden ze vroeger – en nu nog wel – veel gebruikt.

Eigen woorden
Maar dat betekent natuurlijk ook, dat ik heel andere woorden in mijn vrachtwagentje mag sturen, dan jij in jouw vrachtwagentje op weg zendt. Ik vind deze woorden immers veel mooier dan die op jouw karretje. En ik hoop – en verwacht stiekem – dat er in dat dorp in de verte ook verwondering, belangstelling en zelfs verlangen is naar de mooiste dingetjes op mijn karretje.
Ik heb daarmee ook de taak om mijzelf niet altijd te herhalen, maar te zoeken naar liefdeswoordjes, die weer nieuw, verrassend, steeds meer humaan en wellicht daarom gewenst zijn in dat dorp in de verte.
Daarom vind ik ook dat humane verworvenheden als respect voor rechten van homoseksuelen, voor zorgvuldige euthanasie, voor gewetensvolle geboorteplanning, voor het recht op nieuwe kansen voor gescheiden mensen, enz. nu een plaatsje mogen  hebben in de totaliteit van de geloofsopvattingen. Ook al meenden velen vroeger – en ook nu nog – eerlijk, dat daar geen sprake van kon zijn.)

 

Leo Raph. A. de Jong o.p.

Dat arme dorp in de verte
Maar als jij zegt: ‘Eigenlijk mag je alleen de volgende woorden sturen, want die zijn het meest gevraagd in dat dorp aan de overkant! Daarom precies noemen we ze dogma’s, morele wetten of goedgekeurde gebeden’, dan denk ik: het lijkt me saai voor dat dorp-in-de-verte, als ze altijd hetzelfde moeten uitpakken. Hoe weet jij zo zeker wat men in dat andere dorp wil, terwijl ook jij er nog nooit bent geweest? En mag jij uitmaken, wat mijn persoonlijke liefdeswoordjes moeten zijn voor mijn verre Geliefde?
En ooit – als wijzelf met zo’n vrachtwagentje meegaan en in dat andere dorp aankomen – zullen we wel zien, wat er met onze liefdeswoordjes gedaan is. Wie weet, welke verrassingen ons dan nog te wachten staan?!

Oktober 2011
Leo Raph. A. de Jong o.p.