e zult maar Jehova Getuige zijn, en op 11 september 2011, tien jaar na de aanslag op de Twin Towers, met De Wachttoren in de hand aankloppen bij predikbroeders. Jos Smeets, dominicaan in Knokke (België), deed de deur open.
Ik had ze zien aankomen en van ver ook al herkend. Twee keurig geklede heren op deze zeldzame zomerse septembermiddag, op het einde van een seizoen waarin de doorsnee bewoner van Het Zoute nog rondloopt in luchtige vrijetijdskledij. Bij de buren, een Franssprekend gezin met een hondje dat luidruchtig tegen hen had staan keffen, waren ze vlug afgescheept (enkel vanwege de taal?)
Voorbij het bordje 'dominicanen’
Een paar minuten later ging ook bij ons de bel. Vreemd, want niemand van mijn huisgenoten kon zich herinneren dat een duo verkondigers, gewapend met bijbel, maandblad en een batterij voorgekauwde en uit het hoofd geleerde Bijbelverzen ooit voorbij het bordje PATERS DOMINICANEN‚ de lange oprit naar ons huis was ingeslagen.
Op het vlak van Bijbelstudie en verkondiging zijn wij zelfvoorzienend. Wat niet wil zeggen dat wij niet open staan voor ieder die op basis van serieuze Bijbelstudie op een ernstige manier met ons in discussie wil treden of hoopt om, geïnspireerd door diezelfde bijbel, in een open gesprek antwoorden te vinden op persoonlijke levensvragen of maatschappelijke problemen.
Wie is de baas?
Tegenover Getuigen van Jehova kun je twee houdingen aannemen: ofwel doe je, na een (beleefd!) 'niet geïnteresseerd’‚ de deur (zachtjes) terug dicht; ofwel blijf je (eveneens zolang mogelijk beleefd) luisteren.
Maar begin je met hen te discussiëren, dan ben je verloren. Zeker op een rustige zondagmiddag, zo vlak na het eten, als je op het punt staat een deugddoende siësta te houden, is dat jammer.
Ik maakte mij al klaar om met een vriendelijk 'geen interesse’‚ de deur te sluiten, toen de kleinste van de twee het woord nam en zei: 'We willen u nu eens geen Bijbeltekst voorlezen, maar een gesprek aanknopen. Hij haalde een nummer van De Wachttoren te voorschijn en hield het mij onder de neus. 'Wie is de baas van de wereld?’‚ las hij mij de vraag voor.
Een zware vraag
Omdat het zo’n onverwachte vraag was en mijn reactievermogen de jongste jaren bovendien fel vertraagde, kon ik niet zo snel een antwoord bedenken. Mijn haperende motoriek sloeg hem blijkbaar ook wat uit het lood. Op gesprekspartners met een handicap als de mijne was hij blijkbaar niet getraind.
'Verstaat u de vraag?‚ vroeg hij, terwijl hij zijn maat daarbij vragend aankeek.
'Jaja’‚ zei ik. 'Maar zo’n zware vraag op zo’n mooie zondagmiddag?’
'De zondag is nu eenmaal de meest geschikte tijd voor bezinning’‚ antwoordde de ander, die nog niets gezegd had.
De kleinste herhaalde de vraag maar merkte aan mijn ongecontroleerde reactie ook wel dat hij van mij geen antwoord meer te verwachten had en elk gesprek dus nutteloos was.
Het antwoord
's Avonds aan tafel zei mijn medebroeder: 'Het antwoord op de vraag van De Wachttoren luidt ongetwijfeld: JEHOVA.
Maar of dat het goede antwoord is? Want toen ik diezelfde avond de tv aanzette kon ik, tot diep in de nacht, op haast alle zenders de Twin Towers in vuur en vlam zien staan en telkens opnieuw, in een grote stofwolk gehuld, ook in zien storten.
En er verschenen beelden van Bush en van Obama. Van Bin Laden en El Qaida. Van burgers en soldaten. Van oorlog en terreur. Van gevangenen en hun folteraars. Beelden uit de Verenigde Staten en Irak, uit Pakistan en Afghanistan, Libië en Egypte. Beelden van christenen en moslims, van slachtoffers en daders. Van tien jaar geleden en van nu. En van de tijd daar tussenin, die evenmin vrede heeft gebracht.
En op den duur liepen al die beelden door elkaar en versterkten ze nog de twijfel die ik al had – niet aan God, wél aan het antwoord op de vraag of Híj van deze wereld wel de baas is.
Jos Smeets o.p.