nlangs bezochten twee groepen leerlingen van een openbare basisschool de Sint Michaëlkerk in Harlingen. Lekendominicaan en pastor Sipke Draisma leidt de kinderen, die tussen de tien en dertien jaar zijn, dan rond en vertelt het een en ander. &Zo’n rondleiding is een bron van vreugde, want de kinderen zijn erg onbevangen.’
Stiekem dacht ik na afloop of het zo ook eens zou kunnen bij de jeugd- en volwassenencatechese in de parochies. Want in tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd geloven jeugd en ouderen volgens mij niet te weinig. Ze geloven eerder te veel. Dat God een man is bijvoorbeeld die alles kan, een soort superman.
De ethicus prof. dr. Gerrit Manenschijn heeft over die geloofsbeelden in 2001 een boek geschreven onder de titel God is zo groot dat Hij niet hoeft te bestaan. Hij stelt dat mensen zich vaak eerst een god scheppen die moet doen wat zij van hem vragen. Voldoet die god niet aan hun verwachtingen dan zeggen ze dat ze niet langer in God geloven. Maar waar ze in feite niet langer in geloven is de god die ze eerst zelf bedacht hebben.
God bestaat (niet)
Gek genoeg heeft het boek van Manenschijn weinig stof doen opwaaien en baarde ds. Klaas Hendrikse veel meer opzien met zijn boek Geloven in een God die niet bestaat uit 2007. Wellicht omdat de titel van het boek van Hendrikse provocerender is.
Hij had vast minder boeken verkocht als hij zijn boek de titel had gegeven 'Geloven in een God die niet bestaat zoals wij bestaan’. Bovendien doet Manenschijn iets wat Hendrikse in zijn boek achterwege laat: de lezer laten zien dat God niet bestaat op onze voorwaarden maar ons als Verborgene genadig is in Christus.
Sprakeloos
&God woont in de hemel en heeft mij gemaakt’, was het antwoord van een kind op mijn vraag naar God. Het klonk niet alleen naar een geloofsbelijdenis maar het was er ook een. &Wat weet je verder over God?’, vroeg ik nog even door. &Verder niks’, antwoordde ze. Het leek me voorlopig ook meer dan genoeg.
En ik vertelde nog maar eens het verhaal over Sint Augustinus die langs de zee liep en een kind water uit de zee naar een zelf gegraven kuil zag dragen. &Wat doe je daar?’, vroeg Augustinus. &Ik stop de zee in die kuil’, antwoordde het kind. Daarop realiseerde Augustinus zich dat het een teken Gods was. Ook hij moest niet denken dat de volledige kennis over God in zijn hoofd paste.
Heilig
Een opmerking even later van een ander kind onderstreepte dit inzicht. Toen ik vroeg naar wat 'heilig’ is antwoordde de jongen: &dat is iets waarover je niet kunt praten omdat je er nooit alles van zult weten’.
Ik was even sprakeloos. Maar anders sprakeloos als mijn voorgangster die bij eenzelfde rondleiding twee cibories (vergulde kelken met een deksel waarin hosties worden bewaard) uit het tabernakel haalde waarop een kind uitriep: &Gôh mevrouw, hebt u die zelf gewonnen?’
Sipke Draisma is lekendominicaan en r.-k. pastor in Noordwest Fryslân. Deze column verscheen in het Friesch Dagblad.