Kopstukken

Judith Mendes da Costa o.p. (1895-1944)

udith Mendes da Costa werd in 1895 geboren als zevende en jongste kind van een Portugees-Joodse familie in Amsterdam. Haar lange zoektocht eindigt in 1944, in de gaskamers van Auschwitz. Een portret door Piet Struik o.p.

Zuster Judith, haar levensverhaal gelezen hebbend, ontroert.
Judith krijgt een goede opvoeding, tot en met de toenmalige HBS.  Ze leeft blijmoedig en uitgelaten samen met een grote groep vriendinnen. In hun ontwikkeling bezoeken zij kerkgebouwen van diverse kerkgenootschappen, maar hebben ze ook contact met socialisten als Henriëtte Roland Holst, Frederik van Eeden en Domela Nieuwenhuis.
‘Godsdienst en wijsbegeerte zocht ik in die dagen’, zou ze er later van zeggen. Het christendom – met name het rooms-katholieke – wantrouwt ze echter hartgrondig. Toch bezoekt zij in Amsterdam de Krijtberg van de jezuïeten en de Dominicuskerk van de dominicanen.

Zielestrijd
Ze beschrijft haar zoeken naar waarheid indringend als ‘de strijd der ziel’. Vijf jaar lang duurt dat gevecht: ze wantrouwt de rooms-katholieken én is gegrepen door de verkóndiging van dat geloof. ‘Ik voelde mij toch zo vermoeid van dat zoeken’, schrijft ze. En plotsklaps – als een innerlijke verlichting – valt elk bezwaar weg: zij gelooft.
Als zelfstandige en volwassen vrouw van 28 jaar ontvangt zij het doopsel. ‘On est écrasé’, citeert zij een Franse tekst: ze voelt zich totaal overdonderd, verpletterd.

Zuster van Voorschoten
Judiths zoektocht naar waarheid stelt de verhouding met haar joodse familie zwaar op de proef. Ze heeft slechts nog enig contact met haar moeder en een van haar zusters. Ondertussen gaat de nieuwe zoektocht door: wat is haar roeping? Wil God werkelijk dat zij kloosterzuster wordt? ‘Maar dat kan ik niet; en ik wil het ook niet: zó worden als die dood-ernstige en bleke nonnetjes.’
Opnieuw breekt – na velerlei gebeurtenissen, zoals een verbroken verloving – het licht door: ze meldt zich aan bij de zusters dominicanessen van Voorschoten en in april 1933 doet ze haar eeuwige geloften.

Edith Stein
Zuster Judith, veertien jaar leefde je in het klooster, onder meer in Apeldoorn en Bilthoven, tot je in 1942 werd overgebracht naar kamp Westerbork. Dankzij de goede zorgen van enkele advocaten kwam je na twee weken weer vrij. Je beschrijft die gevangenschap als ‘Mijn mooiste tijd’, waarin je medegevangenen troostte sterkte. ‘Ik antwoordde steeds via de heilige Geest’, schrijf je.
Je vrijheid kwam onverwacht voor jou, als een waar geschenk van God. Je hebt daar twee jaar van mogen genieten. Toen – in 1944 – werd je opnieuw gedeporteerd. Ons rest slechts een briefkaart die je schreef en uit de trein gooide op weg naar Theresiënstadt in Tsjechië, op 25 februari 1944. Na de oorlog berichtte het Nederlandse Rode Kruis aan de congregatie in Voorschoten dat je op 7 juli 1944 te Auschwitz door vergassing om het leven bent gekomen.

Onvergetelijk en onbegrijpelijk
Goede Judith: je bent naar Duitsland definitief vertrokken ‘als naar een bruiloft’, zoals jezelf getuigde: ‘heel blij en gelukkig’. Dat maakt mij totaal stil. Ik versta wat je daar zegt, maar ik begrijp het totaal niét.
Ik bewonder je moed en je blijmoedigheid. Steeds was jij die sterke vrouw, inventief en creatief, voor iedereen in het kamp, levend van een innerlijke bron van vríjheid, onvergetelijk en onbegrijpelijk, als teken van Gods onbegrensde innerlijke vrijheid.

Piet Struik o.p.

Met dank aan Tiemen Brouwer o.p.

Zuster Judith Mendes da Costa, Zuster Dominicanes van de Congregatie van de H.Catharina van Siëna te Voorschoten. Amsterdam 1895 – 1944 Oswiecim (Auschwitz). (117 blz.) In eigen beheer uitgegeven door de congregatie van de dominicanessen van Voorschoten, 8 augustus 2006.