Kopstukken

Anna Abrikosova (1882-1936)

nna wordt op 23 januari 1882 geboren in Moskou als kind van een rijke familie. Zij volgt het gymnasium in Moskou en studeert vervolgens in Cambridge, aldus haar europese interesse volgend. In 1904 huwt zij Vladimir Abrikosov, eveneens uit een gegoede familie. Beiden zijn vrijdenkers, zoals veel Europeanen in die jaren.

Tijdens de jaren 1905-1910 leiden ze samen een rijk en zorgeloos leven, vooral in Frankrijk, Italië en Zwitserland; als orthodoxe Russen zetten ze zich af tegen het katholicisme en met name tegen het pausdom. Maar hun bezoeken aan veel katholieke kloosters en hun contact met religieuze kunst doet hen langzaamaan de westerse, katholieke, kerk beter begrijpen.

Dominicaanse leken

Tenslotte geven de geschriften van Catharina van Siena de doorslag. In 1907 wordt Anna te Parijs opgenomen in de katholieke kerk, een jaar later gevolgd door haar echtgenoot. In 1910 keren zij terug naar Moskou en ze worden actief binnen de kleine Russisch-orthodoxe gemeenschap. Hun huis wordt een ontmoetingsplaats voor Russisch-katholieken. Beiden treden in als lid van de dominicaanse lekengroep.

In 1913 wordt in Rome hun verbond aan deze gemeenschap bevestigd. Enkele vrouwelijke bekeerlingen sluiten zich bij hen aan en worden ook lid van de dominicaanse lekengemeenschap. Daarna beginnen zij een gezamenlijk kloosterleven, en zo ontstaat in 1913 de kern van een congregatie van zusters dominicanessen.

Haar doel is aan de Russen laten zien dat men enerzijds ten volle Rus kan zijn, diep geworteld in de oosterse spiritualiteit, én tegelijk katholiek onder het gezag van de paus. Zij volgen de strenge regel van de dominicaanse leken uit de 15e eeuw, welke tekst in 1900 in Parijs met commentaar was her-uitgegeven. Zo zijn zij erfgenamen van een latijns-westerse, franse spiritualiteit.

Revolutie en rust

De februarirevolutie van 1917 brengt verandering. Met dispensatie wordt Vladimir priester gewijd ten dienste van hun ontmoetingscentrum van de Russisch-katholieke gemeente. Anna wordt in 1917 tot overste gekozen van de dominicanessen. In 1923 wordt hun congregatie officieel lid van de dominicaanse familie.

1917-1922 is een periode van relatieve rust, van groei naar synthese tussen oosterse spiritualiteit en dominicaanse leefwijze. Dominicaanse elementen worden ingebracht in de byzantijnse ritus zonder die te latiniseren alsook zonder het dominicaanse van zijn kleur te beroven. De communiteit leeft in boete en onthouding, omwille van Rusland en het groeiend atheïsme en communisme. Op 21 november 1922, feest van de Opdracht van Maria in de tempel van Jeruzalem, legt deze communiteit de plechtige belofte af om zichzelf op te offeren voor het welzijn van Rusland.

Verbanning en deportatie

In 1922 wordt Vladimir blijvend verbannen. In 1923 worden Anna en de overige zusters gedeporteerd naar Siberië. Enkelen kunnen daar hun kloosterleven en hun liturgisch, intellectueel en caritatief werk voortzetten. De overigen behouden een minimum aan religieus beleefde identiteit.

Maar allen zijn geliefd bij hun medegevangenen en zij worden door de communistische ambtenaren gerespecteerd. Zo zegt een communistische rechter-commissaris ‘Wat is uw overste toch een interessante, betoverende persoonlijkheid. Het is alleen jammer dat zij geen communiste is.’

Anna wordt tot tien jaar eenzame opsluiting veroordeeld. In die periode groeit haar geestelijke persoonlijkheid tot ongekende wijsheid. Met borst-kanker wordt zij vrijgelaten. Maar na één jaar wordt zij in 1932 opnieuw veroordeeld, nu tot vijf jaar eenzame opsluiting wegens religieuze propaganda. In 1935 krijgt zij uitzaaiingen in het gelaat. 23 Juli 1936 overlijdt zij in de gevangenis, 54 jaar oud. Haar graf is onbekend.

Sinds 1932 zijn alle sporen van deze Moskouse congregatie van de heilige Dominicus totaal verdwenen. Anna staat voor dominicaans leven in grenssituaties, zoals oost-west, orthodoxie-katholiek, communisme-chistendom.

Piet Struik o.p.