r. Christa Hijstek, dominicanes van Bethanië, schreef een kinderboek waarin de tweeling Bas en Boris het verhaal van Dominicus horen en meemaken, aan de hand van Mingus: een hond met een fakkel. Ter kennismaking hoofdstuk 35, over de legende van de verzoeking van Dominicus door de duivel.
zr. Christa Hijstek o.p.
Klik hier voor een interview met Christa Hijstek, die behalve de tekst ook de tekeningen verzorgde.
‘Hier ruikt het lekker,’ zegt Bas.
‘Lekker fris,’ vindt Boris.
Mingo zegt dat dit komt omdat ze boven op een heuvel staan. Die heuvel heet de Aventijn en is één van de zeven heuvels waarop Rome is gebouwd. ‘Die kerk, de Sinte Sabina en het huis, dat aan de kerk vast zit, zijn van paus Honorius. Die paus is intussen een goede vriend van Dominicus en heeft de kerk en het huis aan Dominicus gegeven.
‘Die maakt daar een klooster van,’ begrijpt Boris.
‘Daar kunnen dan de broeders wonen,’ heeft ook Bas dóór.
‘Jullie snappen het! Kijk maar, daar komen ze aan,’ wijst Mingo.
De tweeling ziet een stoet broeders aankomen. Iedereen loopt te sjouwen. Ze hebben tassen en grote zakken bij zich. Één broeder sjouwt met een grote pan waar van alles uitsteekt. ‘Daar loopt de kok,’ wijst Bas.
Er komt ook een kar aanrijden met een berg stro. ‘Daar komen de bedden,’ zegt Mingo. De tweeling kijkt en snapt er niets van. ‘Dat stro is voor strozakken,’ legt Mingo uit, ‘dat zijn de bedden.’
‘Gaan ze hier strozakken vullen?’ vraagt Boris.
‘Ja, waar moeten ze dat anders doen?’ zegt Mingo.
Er komt een broeder met een stapel jute zakken aan. Hij legt ze op de grond en begint er één te vullen met stro.
‘Dat gaat niet,’ zegt Bas. ‘Strozakken vullen moet je samen doen, dan gaat het véél vlugger. Kom Boris, we gaan helpen.’
Nog meer broeders komen helpen met het vullen. Een broeder naait de zakken dicht en na een uurtje hard werken, liggen er een heleboel bultige zakken.
‘Daar slaap je niet lekker op,’ meent Boris, ‘op een strozak moet je dansen tot hij mooi gelijk is.’ Hij voegt de daad bij het woord en begint een indianendans op een strozak. Bas doet vrolijk mee en ook een paar broeders dansen of hun leven er vanaf hangt. Na een poosje zien alle strozakken er redelijk normaal uit. ‘Die kunnen vannacht pitten,’ grinnikt Bas.
De strozakken worden naar binnen gebracht en de broeders gaan naar de kerk. Bas en Boris lopen achter hen aan en bekijken de kerk.
‘Wat zijn dat voor rare ramen?’ vraagt Bas.
‘Die ramen zijn van heel dunne steen gemaakt. Daar kan wél het licht doorschijnen, maar je kunt niet naar buiten kijken. Dit noemen ze albast,’ legt Mingo uit.
‘Hebben die broeders nu allemaal een eigen kamer?’ vraagt Boris.
De hond vertelt dat de broeders allemaal op één slaapzaal slapen. Dominicus slaapt daar ook; hij ligt in een hoekje. ‘Van dat hoekje hebben ze later een kapel gemaakt en ze beweren dat dit de kamer van Dominicus was.’
‘Dat was dus een kamer zonder muren,’ begrijpt Bas.
‘Een slaapzaal is best gezellig,’ bedenkt Boris, ‘dan kun je leuk kussengevechten houden’.
‘En matrozenbedjes bij elkaar maken,’ vult Bas aan. Hij legt Mingo uit hoe je een matrozenbedje maakt: het bovenlaken dubbelvouwen. De onderkant stop je aan het hoofdeind in en het bovenste stuk van het laken, sla je netjes over de deken. ‘Dan lijkt het net of je bed normaal opgemaakt is, maar je kunt er maar voor de helft in.’
‘Voor dat soort ongein hebben de broeders echt geen tijd,’ zegt Mingo. ‘Zij zijn ‘s avonds doodmoe en blij dat ze kunnen gaan slapen. Sommigen ploffen gewoon op bed en zijn gelijk vertrokken naar dromenland. Ik zal het jullie laten zien.’
Mingo kwispelt en de tweeling staat in een zaal waar de broeders liggen te slapen. Sommigen zijn niet eens onder een deken gekropen. In de hoek zit Dominicus rechtop op zijn strozak. Het lijkt net of hij naar een film op de televisie kijkt, zó gespannen zit hij te kijken.
‘Hij heeft een verschijning,’ vertelt Mingo. ‘Hij ziet dat Maria de broeders aan het instoppen is.’ Dominicus staat op en begint dat ook te doen. ‘Die is op een goed idee gebracht,’ zegt Bas.
Dominicus gaat niet meer naar bed; hij gaat in de kerk bidden. Door een raam in de slaapzaal, dat uitkijkt in de kerk, zien de broertjes Dominicus voor het altaar knielen.
‘We moeten kijken naar wat er een paar nachten later gebeurt,’ zegt Mingo en hij kwispelt heftig.
De broertjes staan nog steeds in een hoekje van de slaapzaal. Dominicus is weer aan het bidden in de kerk. Dominicus is niet alleen. Een griezelige, zwarte gedaante, met bokkenpoten, een lange staart en horens op zijn kop, is er ook.
‘Oei,’ zegt Bas, ‘dat lijkt wel een duivel!’
‘Dat is ook de duivel,’ zegt Mingo, ‘die is niet blij met Dominicus. Hij wil dat Dominicus ophoudt met preken.’
‘Wat een griezel,’ zegt Boris. ‘Oh, wat doet hij nu?’
Er klinkt een ontzettende herrie in de kerk. Alle broeders worden wakker en rennen naar het raam. Ze zijn allemaal vreselijk bang. De duivel is verschrikkelijk kwaad en gooit een zware vuurbal naar Dominicus. Gelukkig raakt die hem niet. Dominicus springt, precies op tijd, opzij. De bal klettert op de vloer en de tegel waarop het ding terecht komt, barst in heel veel stukken.
Dominicus maakt een kruisteken en de duivel verdwijnt, sissend en briesend. De broeders rennen naar de kerk en bidden, de rest van de nacht, samen met Dominicus.
‘Daar moet dus een nieuwe tegel in,’ stelt Bas vast.
‘Dat doen ze niet, die gebarsten tegel blijft gewoon liggen. Dat is een herinnering aan deze wonderlijke gebeurtenis,’ zegt Mingo. ‘Er gebeurt hier nog iets belangrijks,’ gaat de hond verder en hij kwispelt weer met zijn staart.