e dominicanen identificeerden zich lange tijd zo sterk met de thomistische opvatting van waarheid en wetenschap, dat de secularisatie hen na 1960 juist extra hard trof. Dat opperde prof. Marit Monteiro vorige week tijdens een congres over de rol van de religieuzen in de wetenschap.
Marit Monteiro (foto Bert Beelen)
Het thomisme was in de kerk van de negentiende eeuw, toen de katholieken in Nederland zich weer mochten organiseren, de overheersende manier van denken. Opgebouwd door Thomas van Aquino (1225-1274) en gestold tijdens de contrareformatie, was het thomisme een manier van filosofie en theologie bedrijven die uitging van eeuwige en onveranderlijke waarheden, waar de kerk de behoedster van is.
De dominicanen, die zichzelf zagen als de ‘orde der waarheid’ (ordo veritatis), stonden natuurlijk pal voor hun medebroeder Thomas, die in 1879 zelfs tot kerkleraar werd uitgeroepen. Zo werden ze drager van een katholieke wetenschappelijke tegencultuur, die zowel kerkelijk als wetenschappelijk wilde zijn – een spagaat die na de Tweede Wereldoorlog niet goed meer vol te houden bleek.
Waarachtigheid
Volgens Marit Monteiro, hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen en auteur van Gods Predikers, over de geschiedenis van de Nederlandse dominicanen, lieten veel dominicaanse wetenschappers in de jaren zestig de principes van het thomisme los. In plaats van uit te gaan van de eeuwige en vaststaande waarheden waarmee men de samenleving kon beheersen, raakten ze nieuwsgierig naar de ontwikkelingen in de samenleving. De dominicanen gingen waarachtigheid nastreven in plaats van waarheid.
Monteiro zei dat tijdens het congres ‘Het geloof dat inzicht zoekt’, over de rol van religieuzen in de wetenschap. Die studiedag werd op 12 december gehouden in het klooster St. Aegten en was georganiseerd door de stichting Echo. De volledige tekst van haar voordracht zal nog gepubliceerd worden.
Vergelijkend onderzoek
Het stoere, mannelijke, onverzettelijke en rationele zelfbeeld van de dominicanen heeft hen misschien meer dan andere priesterreligieuzen in Nederland opgebroken, na de Tweede Wereldoorlog. Monteiro stelde voor om de komende jaren vergelijkend onderzoek te doen naar de intellectuele cultuur binnen andere religieuzen instituten, vooral van de jezuïeten.
‘De dominicanen zagen pas relatief laat in dat hun hardnekkig vasthouden aan het adagium van het willen heersen over de tijdgeest buiten de orde snel aan zeggingskracht verloor. Zij verloren daarmee evenredig snel aan prestige en invloed’, aldus Monteiro.