aul Minke (1933) wilde als jongen 'zeker geen priester worden’, maar hij vond toch zijn levenspad via de dominicanen. Ben Vocking en Wil Vermeulen interviewden hem voor het papieren Bulletin van de provincie. Een samenvatting.
Waarom ben jij dominicaan geworden?
‘Dat is moeilijk te zeggen. Ik wist als jongen niet wat ik wilde worden, maar in elk geval geen priester. Maar toen ik als kaaskop, als Hollander in Sittard op het gymnasium zat, gaf mijn oom me een boekje over Dominicus. Daarop ben ik naar het Dominicus-College gegaan in Nijmegen en dat is mij goed bevallen. Het was een kleinschalige, gezellige, gemoedelijke school.’
Toen ben je verder gegaan?
‘Toen dacht ik: ik moet de stap maar wagen, we zien wel wat het worden zal. Het was een hele stap: je bent jong, maar je zit op een kostschool, en dat is iets anders dan opgroeien in een gezin. Na enkele jaren dacht ik: is het wel goed wat ik doe? Mij trok een technische studie aan. Maar pater Van Pampus wist me over te halen op de ingeslagen weg door te gaan.’
Na Huissen (noviciaat), Zwolle (filosoficum) en Nijmegen (theologie) werd Paul benoemd in Huissen. ‘We hadden weinig contact met het klooster, eigenlijk niet. Achteraf vroeg ik mij af: waarom eigenlijk niet? Het is zo gegroeid.’
Hoe ben je aan het werk gegaan?
‘Ik pakte maar aan wat op mijn weg kwam. Ik ging de school in, catechismus geven, en daar lag dan een boekje waarmee je kon werken. Zo ging dat vroeger met alles; althans, dat is mijn ervaring. Gaandeweg kreeg ik meer greep op wat ik te doen had.
Na zes jaar in Huissen ben ik twee jaar in Tiel geweest, van 1968 tot 1970. Dat vond ik een slechte periode. Twee medebroeders in Tiel waren uitgetreden en ik trof een communiteit aan die dat niet begreep. Ik was een vreemdeling en bleef een vreemdeling.
Ik had in Tiel-Oost mijn eigen kerkje en mijn eigen zorgen. De anderen toonden nooit enige interesse in mijn leven, zij hadden een vast levenspatroon. Het Vaticaans Concilie en het pastoraal Concilie te Noordwijkerhout waren langs hen heengegaan.’
Toen ben ik in een crisis gekomen. Ik ben naar provinciaal Van Waesberge gegaan en heb gezegd: dit gaat fout. Ik zag het echt niet meer zitten.
Drie maanden heb ik toen een pastoraal klinische training gevolgd en daarna werd ik naar Amsterdam verplaatst. In de Rijnstraat. Jan Wenting was er toen pastoor. Die training heeft geholpen en Amsterdam was een uitdaging van jewelste.
Ik werd gevaagd in te springen bij een buurtparochie, de Willibrord buiten de Veste, ofwel de Hoeksteen. Ik wilde dat wel drie maanden doen, ik heb er acht jaar gewerkt.’
Jij woonde niet in de Vechtstraat?
‘Nee, in de Hoeksteen in de Pijp, daar was al snel een communiteit van acht of negen mensen: pastores, zusters en studenten aan de KTHA. Iedereen had er een soort appartementje.
Wij hebben daar met elkaar een heel goede vooral bijbels-liturgisch pastoraat opgebouwd. Wij konden het goed met elkaar vinden. Maar op een gegeven moment kreeg ik toch een beetje de kriebels. Ik kreeg weer twee moeilijke jaren, want het provincialaat wist voor mij geen plaats en in de Hoeksteen was ik te veel. Ik heb mij ontzettend opgelaten gevoeld dat ik niet kon werken.
Uiteindelijk heeft de provinciaal een plekje voor mij gevonden in Alkmaar. Het was intussen 1978. Na twee jaar ben ik gaan werken in Eindhoven, in de Don Bosco parochie, een heel laagdrempelige parochie. Ik woonde in bij de oud-pastoor, in een houten keet. Daar stond een biljart en er was altijd koffie, en jan en alleman liep daar binnen. Het was echt een volkswijk. Ik vond: de toekomst van de Kerk ligt in het mobiliseren van mensen. Ik trof er een pastoraatsgroep.’
De ‘keet’ in Eindhoven.
Dus dat was goed werken.
‘Ik heb daar heel goed kunnen werken, we waren echt een gemeenschap met veel werkgroepen en activiteiten. Maar na zes jaar kreeg ik te maken met een fusie van zes parochies. We moesten gaan samenwerken, terwijl geen enkele pastor daar voor voelde. Ik ook niet. In fusies zie ik geen oplossing.
Ik ben in 1990 gaan werken in Waalre, in 1993 werd ik gekozen tot co-provinciaal en in 1997 herkozen. In 2000 ben ik naar Huissen gegaan. David van Ooijen was provinciaal, dat was heel prettig en verrijkend. Wij konden goed samenwerken.’
Provinciaal David van Ooijen geflankeerd door co-provinciaals Henk Sechterberger (l.) en Paul Minke (r.).
In 2001 werd je syndicus van de provincie?
‘Dat was een soort ontdekkingstocht, ik was een onbeschreven blad op het gebied van de financiën, maar er was een vakkundige boekhouder en ik kreeg ik hulp van de FEAR.’
Ben je teleurgesteld dat het visioen van het volk Gods onderweg op verschillende plekken geen poot aan de grond kreeg?
‘Ik heb daar een ander gevoel over. Ik vind het een gemiste kans. Maar het is nu welletjes. Ik ben nu 83 en het is mooi geweest.’
Ben Vocking en Wil Vermeulen
*
Eerder verschenen in deze serie gesprekken:
Joop Schaeffer
Harry Penninx
Jan Wenting
Gijs Goes
Herman Scholten
Kees Brakkee
Jacques van der Lee
Jan Boks
Gerard Oostvogel
Bert Robben
Rinus van Es
Jan Nieuwenhuis
Leo Oosterveen
Toine Frehe
Antoon Boks
Jos Oorsprong
Tiemen Brouwer
Peter Wols
Gerard Braks
Jan Bouman
Piet Magnin
Jozef Essing
Wijbe Fransen
Jan Laan