et zou overdreven zijn te zeggen, dat je op St. Maarten je nek breekt over de vestigia ordinis (sporen van de Orde), maar ze zijn er wel. Opvallend is het graf van Jordanus Onderwater, de enige priester die op St. Maarten is gestorven en begraven. Een bericht van oud-dominicaan en eilandbewoner Gerard van Veen.
Dagelijks lopen er honderden, en vaak duizenden mensen langs de St Rose Arcade in Philipsburg, waar vroeger het St Rose hospitaal stond en het convent van de Zusters Dominicanessen van Voorschoten (nu: de Convent building); ze lopen langs de parochiekerk van St Martin of Tours, en als ze binnenlopen, zien ze de beelden van dominicaanse heiligen: Dominicus, Thomas, Petrus van Verona, Rosa van Lima en Catharina van Siena.
Naar de pastoors Willibrord de Barbanson en Bruno Boradori zijn straten vernoemd, naar zr. Basilia een tehuis voor gehandicapten. Vragen de mensen naar katholieke scholen, dan hebben ze de keus uit de in 1890 gestichte St Joseph School, St Dominic Primary, St Dominic High School of een school die de naam draagt van een zr. Dominicanes: Magda, Regina, Borgia, Imelda of Marie-Laurence.
Kerk van St. Martin of Tours
Bijzonder is ook het graf van Jordanus Onderwater o.p., de eerste van een lange rij Dominicaanse pastoors, en de enige priester die ooit op St Maarten is gestorven en begraven. In 2006 werden op initiatief van de toenmalige pastoor Thomas Krosnicki s.v.d. zijn overblijfselen opgegraven en van een schandelijk verwaarloosd graf op het katholieke kerkhof overgebracht naar de kerk, ook al om verdere voodoo praktijken op dat graf te voorkomen.
Engelbertus Anthonius Onderwater werd geboren in Leiden op 9 november 1850. Zijn moeder overleed toen hij nog heel jong was. Zijn vader, een zeeman, kon niet voor hem zorgen en zo belandde hij in het weeshuis van de Zusters Dominicanessen in Schiedam.
Priorin zuster Imelda werd zijn tweede moeder en zuster Ursula zijn voornaamste onderwijzeres totdat hij 16 jaar oud was. Toen ging hij naar het Dominicuscollege in Nijmegen en vanwege zijn degelijke opvoeding en onderricht werd hij al na drie jaar toegelaten tot het noviciaat in Huissen. Tijdens zijn studiejaren verloor hij zijn vader op zee; het is wat oneerbiedig te zeggen, maar de heer Onderwater deed zijn naam eer aan door te verdrinken.
Na zijn priesterwijding in 1876 werd Jordanus benoemd tot leraar klassieke talen en Nederlandse letterkunde op het Dominicus College. Studenten en collega’s noemden hem een briljante leraar en hadden hooggespannen verwachtingen van deze begaafde leerkracht. Maar na een paar jaar vertelde de provinciaal hem, dat zijn bestemming lag in de missie van Curac?ao, waar hij in 1881 arriveerde.
De Apostolisch Vicaris Mgr. van Ewijk, die juist bezig was een katholieke krant op te richten, de Amigoe di Curac?ao, benoemde Onderwater als de eerste hoofdredacteur van deze krant. Na zes jaar hard werken adviseerden de artsen hem wat rust te nemen en op vakantie te gaan, want de hoeveelheid werk werd hem te veel en maakte hem uitermate vermoeid naar lichaam en geest. Het beste zou zijn dat hij naar Nederland zou gaan voor behandeling en rust. Er kwam echter een kink in de kabel, omdat de pastoor van St Maarten ook vrij ernstig ziek was en van plan was naar Nederland te gaan na 34 jaar in die parochie gewerkt te hebben.
Er werd overeengekomen, dat de veteraan Nieuwenhuis eerst naar Nederland zou gaan, en dat de jonge Onderwater hem tijdelijk zou vervangen als pastoor op St Maarten. Daar zou hij wat rust kunnen nemen en opknappen. Maar het pakte heel anders uit. Nieuwenhuis kwam niet terug maar overleed in een ziekenhuis in Arnhem. En van die 'rust’ kwam ook niet veel terecht. Er was in die tijd ook geen pastoor op St Eustatius, dus Onderwater moest daar ook regelmatig naar toe in de jaren 1887, 1888 en 1889.
Alleen al in 1888 maakte hij die tocht acht keer, en dat was geen kleinigheid voor een ziekelijke man. In een brief aan een vriend liet hij een zijn gevoelens los na een bezoek aan een stervende parochiaan op St Eustatius. Hij schreef daarin: ’Dat bezoek aan die stervende man op St Eustatius kostte me twee nachten op zee dobberen, acht dagen zeeziek zijn, en vijfendertig gulden onkosten’.
Toen hij eens zijn collega pastoor Mulder op Saba ging bezoeken, vroeg hij hem hoe het stond met de financie?le situatie van de twee kerkjes op Saba. Mulder staarde naar het plafond en zei na een tijdje 'Financie?n? Dat woord bestaat al lang niet meer in mijn vocabulaire. De opbrengst van de zondagse collectes bedraagt tien tot twaalf centen. In beide kerkjes is het houtwerk verrot of opgevreten door de witte mieren. Er moet werkelijk iets aan gedaan worden.’
Toen beloofde Onderwater, de voormalige redacteur, een aantal artikelen te schrijven voor de Dominicuspenning en/of De Rozenkrans om fondsen te werven. Zo gezegd, zo gedaan. In drie artikelen beschreef hij het moeilijk-te-bereiken eiland, de bouwvallige kerkjes, en 'de man op de rots’. Eind 1889 bedroegen de donaties voor Saba niet minder dan 1.392 gulden en 99 cent.
Mulder kon beginnen met de nodige reparaties. Hij stuurde een bedankbrief aan de lezers van de Penning, die hadden meegeholpen het woord 'financie?n’ weer terug te brengen in zijn vocabulaire.
De meest glorieuze dag voor Onderwater was de dag waarop hij de Zusters van Voorschoten mocht verwelkomen in 1890, zusters van dezelfde Congregatie die hem als weeskind hadden verzorgd. Zijn voorganger Nieuwenhuis had al sinds 1875 verschillende keren geprobeerd zusters voor zijn parochie aan te trekken, maar de ene keer waren er geen zusters beschikbaar of anders was er geen geld voor de overtocht.
Eindelijk, na het zoveelste verzoek uit St Maarten kon dit gehonoreerd worden. Moeder Priorin besloot te peilen of er zusters waren die zich vrijwillig wilden opgeven om naar de andere kant van de oceaan te verhuizen, voor levenslang. Niet minder dan 37 zusters meldden zich bereid te zijn hun vaderland en familie te verlaten om te gaan werken in de 'wijngaard des Heren in de West’.
Zes zusters werden uitgekozen: Regina, Catharina, Helena, Gonzales, Raymunda en Huberta. Ze vertrokken uit Holland naar Southampton op 15 april 1890, en gingen aan boord van de Royal Mail Line naar St Kitts. Op 3 mei arriveerden ze op St Maarten, waar pastoor Onderwater en een enthousiaste menigte parochianen hen verwelkomden en in processie naar de kerk brachten.
Een jaar later, in 1891, zou Onderwater eindelijk op vakantie gaan, want zijn gezondheid liet veel te wensen over. Zijn opvolger, de 10-jaar jongere Laurentius Suermondt was al op St Maarten aangekomen. Onderwater kreeg kort voor zijn vertrek een aanval van hoge koorts en overleed, 41 jaar oud. Er verschenen: 'In Memoriam’ artikelen over hem in de Amigoe di Curac?ao, het Spaanse blad El Imparcial (Curac?ao) en het Engelstalige blad The Daily Express of St. Christopher (St Kitts).
*
Overgenomen uit het papieren Bulletin, auteur Gerard van Veen is oud-dominicaan en woont met zijn vrouw op St. Maarten.
Klik hier voor meer artikelen over dominicaanse plekken her en der en toen en nu.